Failliet van de democratie
Burgerkamer reddingsboei?
Tekst Jelle van der Meulen Beeld Erik Wardekker
In burgerkamers kunnen inwoners direct meepraten over beleid. Anders dan bij andere vormen van participatie is de burgerkamer een permanent orgaan dat autonoom handelt, stelt voorzitter Wim Lanfermeijer van de politieke denktank Sociaal & Groen. ‘Het kan zo niet doorgaan. We moeten de democratie versterken.’
Wim Lanfermeijer onderschrijft dat burgerkamers het openbaar bestuur mogelijk complexer maken
‘Inwoners hebben een gigantisch kenniskapitaal’
Op bezoek bij de wethouder van een middelgrote gemeente zag Wim Lanfermeijer ‘het failliet van de democratie’. De wethouder vertelde hem dat in sommige wijken slechts 20 procent van de bewoners zijn stem had uitgebracht bij de laatste verkiezingen. ‘Funest,’ aldus Lanfermeijer. ‘Je moet iets verzinnen om de burger er beter bij te betrekken.’ Momenteel lijken veel inwoners zich niet gehoord te voelen door de overheid. Lanfermeijer vraagt zich af of dat werkelijk zo is, maar ziet een dieperliggend probleem: ‘Die burger bedoelt te zeggen: de politiek doet niet wat ik wil of wat ik nodig heb. Ze worden vaak wel gehoord, maar de politiek doet er vervolgens niets mee. Daar moeten we op acteren.’
Rechtstreekse dialoog De burgerkamer (of Derde Kamer, in de landelijke politiek) is een initiatief van Sociaal & Groen, een denktank die zich onder meer hardmaakt voor eerlijke welvaartsverdeling, een dienstbare overheid en hervorming van de democratie. Voor dat laatste speerpunt is de burgerkamer bedoeld. Het is een permanent orgaan dat onafhankelijk van de politiek functioneert. Het staat niet onder of boven de Tweede Kamer, de provinciale staten of de gemeenteraad, maar ernaast, legt Lanfermeijer uit. Het functioneert als volgt: een overheid zet een beleidsvoornemen online, waarna een burger zich op kan geven om mee te praten. ‘Inwoners hebben een gigantisch kenniskapitaal,’ weet Lanfermeijer. ‘Wij willen daar gebruik van maken door de betrokken burger uit te dagen zijn expertise in te zetten.’ Stel, de gemeente wil een rondweg bouwen. Wie daar professionele kennis over heeft, er zich hobbymatig mee bezighoudt of er zich simpelweg voor interesseert, kan zich opgeven voor de burgerkamer. Die heeft een rechtstreekse dialoog met de verantwoordelijke overheidsinstantie. ‘Daarmee bereik je begrip en inzage in het hoe en waarom van beleid,’ denkt Lanfermeijer. ‘Al delibererende met elkaar komen zij tot een gemeenschappelijk standpunt.’
Van goeden huize In de praktijk kan het natuurlijk voorkomen dat de twee partijen er niet uitkomen met elkaar. ‘Maar dan treden twee mooie aspecten van ons plan in werking,’ vertelt Lanfermeijer. ‘In de krant verschijnt een verhaal dat de overheid niet doet wat de burger wil. Dan moet je van goeden huize komen om uit te leggen dat jij iets anders besluit dan de burger wil. Daarnaast kun je je afvragen of jouw idee wel zo goed is, als je niet in staat bent geweest de burger te overtuigen.’ Het politieke primaat blijft bij de instantie in kwestie. Maar wat de burger nog wel rest, is een stap naar de zogeheten beroepskamer. Die bestaat voor 50 procent uit burgers en voor 50 procent uit politici. Wat de beroepskamer besluit, is bindend. Dan hoeft bijvoorbeeld maar een parlementariër mee te stemmen om te zorgen dat de burger wint. En omgekeerd natuurlijk ook. De macht blijft bij de volksvertegenwoordiging, maar burgers hebben zo wel daadwerkelijk zeggenschap.’
Inclusieve participatie Lanfermeijer onderschrijft dat burgerkamers het openbaar bestuur mogelijk complexer maken. ‘Maar daar ontkom je niet aan als je het systeem democratischer wilt maken. Met allerlei beraadsvormen en referenda is het niet gelukt om de burger beter te betrekken. Met de burgerkamer komt er een laag bij, maar misschien is dat wel hard nodig. Bovendien is het huidige stelsel van bezwaarschriften, klachten en beroepsprocedures ook complex én kostbaar. Dat zal aanzienlijk verminderen. Zoals het nu gaat, kunnen we in ieder geval niet doorgaan.’ Uit onderzoek van Michiel Stapper, universitair docent aan de Tilburg Law School, bleek dat burgerparticipatie in de huidige vorm de democratie veelal niet versterkt, maar juist ondermijnt. Vooral bevoorrechte burgers beschikken over het juiste kapitaal – tijd, de taal die men in deze kringen hanteert – om werkelijk invloed uit te oefenen via het participatieproces. Doordat alleen een bepaald, bevoorrecht deel van de burgers gehoord wordt, is in zo’n geval van een werkelijk democratisch proces geen sprake.
‘Burgerparticipatie ondermijnt de democratie’
Correcte afspiegeling Lanfermeijer herkent dat en geeft aan dat Sociaal & Groen ‘heel goed heeft nagedacht’ over hoe het kan komen tot inclusieve, democratische burgerparticipatie. Iedere wijk, gemeente of provincie krijgt gebaseerd op zijn grootte een aantal zetels toegekend; een groter wijk krijgt er bijvoorbeeld vijf, een kleinere drie. Dat is volgens Lanfermeijer de eerste stap naar een correcte afspiegeling van de samenleving. Een tweede is om mensen te selecteren op bepaalde kenmerken, zoals leeftijd, sociale status en culturele achtergrond. ‘Dan zie je: we hebben al twee witte mensen op leeftijd, nu stellen we het alleen nog open voor andere groepen.’ Zorgen die voorwaarden ervoor dat een alleenstaande bijstandsmoeder uit een achterstandswijk ook plaatsneemt in de burgerkamer? Misschien niet direct, geeft Lanfermeijer toe, maar op den duur wel, is zijn stellige overtuiging. ‘Overheden moeten naar de burgerkamer luisteren, dat is een ander uitgangspunt dan voorheen. Wanneer burgers in de gaten krijgen dat ze echt wat te vertellen hebben, dan sijpelt dat door naar de gehele samenleving. Merkt iemand: verrek, hier heb je echt wat te vertellen, dan ontstaat er een sneeuwbaleffect.’ Het blijven wisselen van de samenstelling van de burger- of Derde Kamer moet dat effect nog verder versterken.’
Het balletje rolt Afgelopen zomer schreef Sociaal & Groen alle gemeenten met meer dan 100.000 inwoners een brief met uitleg over burgerkamers en de vraag eens in gesprek te gaan. Een positieve reactie op dat verzoek bleek in hoge mate afhankelijk van de politieke kleur van het desbetreffende college van burgemeester en wethouders. Lanfermeijer: ‘Progressieve colleges zijn geïnteresseerd en ontvangen ons met open armen. Meer conservatieve colleges gaan wel met ons in gesprek, maar staan nog niet te popelen daadwerkelijk iets te veranderen.’ Met een aantal gemeenten staat een volgende serie gesprekken op de rol en ook het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft Sociaal & Groen uitgenodigd, vertelt Lanfermeijer. ‘Met een stevige delegatie, dus kennelijk staan we aardig in de belangstelling. Zo komen we stapje voor stapje een stukje dichter bij ons doel: werkelijke participatie en democratisering. Als je die zaken serieus neemt, kun je niet om de burgerkamer heen.’ ◼
Deel dit artikel