Het is aan de burgers, of toch niet?
Tekst Robbert Coops
Dat er in Den Haag maar ook daarbuiten naarstig naar mogelijkheden wordt gezocht om het vertrouwen in de overheid terug te winnen moge duidelijk zijn. De slag- en overtuigingskracht van de overheid zijn immers juist in deze crisesachtige periode meer dan ooit nodig. Allerlei – deels nieuwe, experimentele – vormen van participatie, communicatie, advies en overleg worden op alle bestuurlijke niveaus ingezet om draagvlak te krijgen. Misschien vormen burger(be)raden wel een oplossing? Eva Rovers ziet in haar pamflet Nu is het aan ons in ieder geval mogelijkheden.
‘Burgerraden kunnen politici bevrijden uit hun zelfgijzeling’
Kan de overheid crises aan? Deze vraag van Herman Tjeenk Willink – tevens de titel van zijn boek van september vorig jaar – is retorisch. Volgens hem weigeren politici te erkennen dat veel crises het gevolg zijn van politieke keuzes en hun eigen functioneren. Politici zijn te veel gericht op de eigen politieke werkelijkheid en de markt, waardoor de dagelijkse realiteit en burgers uit zicht zijn geraakt. Eva Rovers, onderzoeker, journalist en medeoprichter van Bureau Burgerberaad, is het met de analyse van Tjeenk Willink eens. Zij wil met haar voorstellen voor en ideeën over burgerberaden ‘politici bevrijden uit hun zelfgijzeling’.
Koudwatervrees De noodzaak daartoe is urgent. Immers, de ene crisis na de ander dient zich aan, zonder dat een structurele oplossing op langere termijn in zicht is. Of het nu om klimaat, stikstof, woningbouw, energie of immigratie gaat. Van de politiek moeten we het kennelijk niet hebben. Van overleg door en advies van burgerraden waar vooral gezocht wordt naar common ground om van daaruit oplossingen te bedenken. En het werkt, niet altijd, maar uit honderden voorbeelden (uit het buitenland: veelzeggend) blijkt dat burgers, geïnformeerd door experts en ervaringsdeskundigen, wel degelijk binnen enkele maanden haalbare aanbevelingen kunnen bedenken voor complexe onderwerpen. Maar waarom worden burgerberaden dan niet veel vaker ingezet? Waarom bestaat er kennelijk koudwatervrees voor een benadering buiten de geijkte paden en bestuurlijke procedures? Weliswaar staat in menig gemeentelijk coalitieakkoord het organiseren en functioneren van burgerberaden hoog op de agenda, maar in de praktijk komt er ook daar maar weinig van terecht.
Nieuwsgierig Rovers pleit in Nu is het aan ons voor burgerberaden die zorgen voor snellere en transparanter besluiten, maar ook voor meer draagvlak, beter beleid voor de langere termijn, meer democratisch vertrouwen van burgers en meer wederzijds vertrouwen tussen politiek en bevolking. De voorbeelden zijn in dat opzicht behoorlijk overtuigend, maar waar het (vaak) aan schort is het teleurstellende onvermogen van de politiek (of de overheid) om met die adviezen aan de slag te gaan. Nog steeds blijkt het wantrouwen te regeren. ‘Een overheid die nieuwsgierig is naar de kennis, ervaring, zorgen en behoeften van haar inwoners, en hun hulp durft te vragen. Dat is pas een nieuwe bestuurscultuur,’ aldus Rovers. Daar schort het dus aan. En zolang die houding bij de overheid bestaat, zal de belangstelling voor een initiatief voor een burgerberaad in de samenleving niet al te groot zijn. Want wil diezelfde overheid wel op deze manier geholpen worden? En zal deze het advies serieus nemen? En erkent de overheid volmondig en gemotiveerd deze tijdelijke projectvorm van burgerparticipatie? En wordt deze voldoende gefaciliteerd en ingepast in de bestuurlijke procesgang? Daar gaat het vaak mis. In het boek van Rovers komen voorbeelden van geslaagde en minder succesvolle pogingen van het functioneren van burgerberaden te midden van allerlei vormen van polarisatie, geopolitieke spanningen en bewuste desinformatie aan bod. Haar boodschap is duidelijk: maak gebruik van burgerberaden bij het oplossen van complexe problemen, zoals het huidige stikstofdossier of het asielbeleid. ◼
Eva Rovers (2022): Nu is het aan ons; oproep tot echte democratie, ISBN 978 94 93 254091, De Correspondent, Amsterdam, 183 blz.
Deel dit artikel