‘Bij de uitvoering blijkt hoezeer we elkaar nodig hebben’
Pak samen kansen
Tekst Maurits van den Toorn
Beeld Shutterstock
De grote maatschappelijke opgaven van deze tijd zijn geen kwestie van de ene of de andere overheid. Integendeel, overheden moeten het juist samen doen. Dat hebben de provincies zich goed in de oren geknoopt. Wat kunnen we leren van hun besluitvormingsproces rondom het Klimaatakkoord?
‘De goodwill van de samenleving aanspreken betekent dat je die ook moet faciliteren’
Bij het Klimaatakkoord zijn de provincies en het IPO op een bijzonder manier te werk gegaan. Na ondertekening is het voor “ratificatie” naar alle provincies gegaan. De volksvertegenwoordigers in de provinciale staten kregen drie maanden de tijd om hun oordeel erover te geven. Met succes: medio november stemden alle provincies met het akkoord in.
Dat was ook de verwachting, vertelt Mariëlle Hetem, programmamanager Klimaat bij het IPO. ‘De delegaties naar de Klimaattafels bestonden uit medewerkers van IPO samen met bestuurlijke vertegenwoordigers van alle provincies. De uitkomsten van de gesprekken zijn steeds teruggekoppeld naar de provincies, zodat iedereen op de hoogte was. Ondanks de statenverkiezingen die ertussendoor kwamen was de besluitvorming daardoor voor vrijwel niemand een verrassing.’
Een gelukje bij een ongeluk was dat de totstandkoming van het akkoord langer duurde dan was voorzien. ‘Dat gaf ons mooi de gelegenheid om de nieuwe provinciebesturen mee te nemen op een moment waarop haalbaarheid en betaalbaarheid steeds grotere issues werden. Het resultaat is dat er geen twijfel is over de opgaven waar we voor staan, iedereen is ervan doordrongen dat de vrijblijvendheid eraf is. In alle coalitieakkoorden staan afspraken om het Klimaatakkoord te realiseren, we kijken nu samen met de provincies naar de uitvoering.’
Radarposten
Bij de uitvoering blijkt hoezeer de verschillende overheden elkaar nodig hebben. Daarbij gaat het natuurlijk om alle regelgeving die er moet komen, maar ook om heel andere onderwerpen. Een voorbeeld daarvan zijn radarposten. Die lijken niets met het klimaat van doen te hebben, maar windmolenparken kunnen interfereren met radars van het ministerie van Defensie. Dat betekent dat radarposten soms moeten worden aangepast of zelfs verplaatst. Hetem: ‘Dat is een moeizaam proces, bij de verschillende ministeries moet daar veel integraler naar worden gekeken. Op dit moment ligt de realisatie van 900 MW aan windmolens daardoor stil. Dat is funest voor het draagvlak in de regio; Defensie moet op dit punt echt actiever worden. Het illustreert dat het bij het klimaat niet een kwestie is van de ene of de andere overheid, we moeten het juist samen doen.’
Nog een voorbeeld waarbij samenwerking essentieel is: de subsidieregeling SDE. Die subsidies helpen bij het realiseren van de geplande 35 terawattuur (TWH) aan duurzame energieopwekking. ‘We zijn door het Energieakkoord al flink aan de slag. De helft van de van deze 35 TWH is nu al vergund via wind- en zonprojecten. Probleem is dat de elektriciteitsnetten de extra levering uit deze bronnen niet overal meer aankunnen. Als we niet snel wat doen, dreigt de energietransitie vast te lopen en kunnen bedrijven die subsidies hebben gekregen geen elektriciteit terug leveren. Ook dat leidt tot vermindering van het draagvlak. De goodwill van de samenleving aanspreken betekent dat je die vervolgens ook moet faciliteren, want goodwill krijg je maar één keer.’
Mariëlle Hetem ‘Aanvankelijk was er vrees voor het ontstaan van praatclubs’
‘Er is nog flink wat werk aan de winkel’
Businesscases
Bij de uitvoering gaat het momenteel het hardst met het opstellen van de Regionale Energiestrategieën, die door de provincies samen met medeoverheden, maatschappelijke organisaties en bedrijven worden gemaakt. Zeeland heeft de strategie inmiddels als eerste van de dertig regio’s af. ‘Aanvankelijk was er vrees voor het ontstaan van praatclubs, maar inmiddels beseffen alle betrokkenen de noodzaak van goede samenwerking. Duidelijkheid over de vergunningverlening is voor het bedrijfsleven en energiecoöperaties van groot belang omdat het hun risico’s vermindert en businesscases beter haalbaar maakt, en dat is weer goed voor de economie.’ Op 1 juni 2020 moeten alle concept-energiestrategieën gereed zijn. Het Planbureau voor de Leefomgeving gaat dan alles doorrekenen en na een ronde van eventuele aanpassingen zijn de strategieën op 1 maart 2021 definitief.
Met de Regionale Mobiliteitsstrategieën die provincies en gemeenten gezamenlijk opstellen is later gestart. Daarbij wordt naar alle vervoersvormen gekeken, inclusief fietsen en wandelen. Provincies en de markt zijn al op de geplande vervoerstransitie aan het voorsorteren met mobiliteitshubs waar je kunt overstappen op het openbaar vervoer en allerlei faciliteiten ontstaan, zoals de mogelijkheid om pakjes af te halen. ‘We willen fietsen en wandelen stimuleren uit oogpunt van gezondheid, minder CO2-uitstoot en het klimaat. Het rijk houdt nu nog erg vast aan de MIRT-systematiek (Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport, red.); dat is begrijpelijk, maar we vragen van het rijk om hierover met ons mee te denken om als gezamenlijke overheden de kansen van deze ontwikkelingen te pakken.’
Verbranding van de bodem
Onder meer voor het Groene Hart, Noord-Holland en Friesland is een strategie voor het veenweidegebied in ontwikkeling. Het streven is het waterpeil in deze gebieden hoog te houden om “verbranding” van de bodem tegen te gaan en de CO2-uitstoot beperkt te houden. De boeren in deze gebieden hebben juist liever een lager waterpeil. ‘We zijn nu integraal aan het bekijken hoe er voor de agrariërs in de veenweidegebieden toekomst is en hoe we de kwaliteit van deze gebieden hoog kunnen houden. De urgentie is hoog, met als extra probleem dat er nu aan alle kanten druk op de boeren ligt. Hiervoor geldt eveneens dat het rijk en de waterschappen echt moeten meedoen.’
Ook een strategie voor de bossen is in ontwikkeling, waarin wordt gekeken naar locaties waar het interessant is om bomen aan te planten en hoe om te gaan met bomenkap voor andere natuurdoelstellingen. Natuur- en klimaatdoelstellingen lopen niet altijd synchroon. Zo wordt er in duingebieden gekapt om het oorspronkelijke open duinlandschap te behouden of te herstellen, terwijl vanuit klimaatperspectief juist meer bomen met hun CO2-opslag gewenst zijn. Medio 2020 is er een strategie opgesteld, die onderdeel wordt van de provinciale natuurplannen.
Opcenten
Er is nog flink wat werk aan de winkel, waarbij er voor de provincies nog een onopgelost punt is. Dat heeft op zichzelf niets met het klimaat te maken, maar wordt wel door de afspraken in het Klimaatakkoord geraakt: het provinciale belastinggebied. Als de opbrengsten van de motorrijtuigenbelasting (MRB) door de groei van het aantal elektrische auto’s sterk verminderen en er mogelijk een andere vorm van belastingheffing komt, verdwijnen ook de provinciale opcenten op de MRB. ‘Wij hebben gezegd: daar kan niet aan gemorreld worden, het is het enige provinciale belastinggebied. Omdat het voor ons een principieel punt is, doet de Raad voor het Openbaar Bestuur nu onderzoek naar de juiste definitie voor de bepaling van de derving van de opcenten. Op basis van deze definitie zal de raad een zwaarwegend advies uitbrengen over eventuele compensatie.’ Dit rapport is aan het eind van het eerste kwartaal van 2020 afgerond. ◼
Deel dit artikel