Coalitieakkoord is niet meer van deze tijd
Weg met achterkamertjes en oppositie
Tekst Marc Notebomer
Met een raadsakkoord kan de gemeenteraad zijn eigen positie versterken doordat hij vroegtijdig wordt betrokken bij de totstandkoming en uitvoering van beleid. En ook inwoners kunnen in een eerder stadium bij dat beleid worden betrokken. De afgelopen jaren werkten 56 gemeenten met een raadsakkoord. Twee daarvan, Utrechtse Heuvelrug en Hilvarenbeek, vertellen over hun ervaringen.
‘Over de kijk- en luistercijfers hebben we geen zorgen meer’
Een raadsakkoord is een raadsbrede overeenstemming over inhoudelijke thema’s op hoofdlijnen en soms ook het politiek-bestuurlijke proces. Door te kijken waarover ze het eens zijn en zich constructief op te stellen als ze het oneens zijn, kunnen politieke partijen in de gemeenteraad zinloos gekissebis voorkomen. Samenspraak met inwoners en andere partijen zorgt bovendien voor maatschappelijk draagvlak. Verder zorgt het raadsakkoord ervoor dat tegenstellingen tussen oppositie en coalitie verdwijnen. Walter Hooghiemstra is griffier bij Utrechtse Heuvelrug. Deze gemeente heeft inmiddels twee raadsperiodes achter de rug met wat men daar een ‘raadsprogramma’ noemt. ‘Daarvoor waren de raadsperiodes erg partijpolitiek,’ vertelt hij. ‘Het was vooral coalitie versus oppositie.’ Maar als de politiek vooral met zichzelf bezig is, dreigen de inwoners tussen wal en schip te vallen. Hooghiemstra: ‘Dus kregen we ontevreden reacties: inwoners voelden zich onvoldoende betrokken bij het beleid, burgerparticipatie stond er slecht op want dat haalde toch nooit wat uit... Op initiatief van de burgemeester heeft toen een groep burgers advies uitgebracht over wat ze anders wilden. Zij adviseerden een meer sociocratische insteek: als je het niet met elkaar eens bent oké, maar probeer dan samen een oplossing te vinden? De politieke partijen waren enthousiast en vervolgens zijn we in 2014 op gaan schrijven waarover we het met elkaar eens waren.’ Hij lacht: ‘Uiteindelijk bleef er weinig over om een coalitieakkoord over te maken.’
Gelukkig ‘In 2018 ging de gemeente op herhaling. ‘Maar door factoren die niks met de gemeenteraad te maken hadden, konden we toen minder keuzes vastleggen,’ aldus Hooghiemstra. ‘Maar dat deed aan onze werkwijze verder niets af. Die hebben we gelukkig gewoon vast kunnen houden.’ Hij gaat verder: ‘Je kunt met elkaar op hoge toon van mening verschillen over de vraag of iets blauwachtig grijs is of grijsachtig blauw. Maar daar wordt niemand wijzer van. In plaats daarvan regelen we in Utrechtse Heuvelrug waarover we het eens zijn. En wat overblijft... daarover voeren we dan nog een discussie.’ De inwoners zijn volgens Hooghiemstra een stuk tevredener. ‘Dat komt ook doordat we met het zogenoemde BOB-model werken (Beeldvormend wordt informatie opgehaald. Daarna wordt in de Oordeelsvorming met de fracties een discussie gevoerd. Dit gebeurt in de raadscommissie. Ten slotte wordt in de raadsvergadering Besloten, red), waardoor betrokkenen beter kunnen zien en horen wat er met hun input gebeurt. De negatieve feedback die we van inwoners op de gemeentepolitiek kregen, is de afgelopen jaren minder geworden. En over de kijk- en luistercijfers bij onze raadsvergaderingen hoeven we ons ook geen zorgen te maken.’ Hij besluit: ‘Als je er in slaagt niet al te veel heilige principes vast te leggen, kun je daar 4 jaar lang heel gelukkig mee zijn.’ In Hilvarenbeek zijn de ervaringen anders dan in Utrechtse Heuvelrug. In de Brabantse gemeente wordt sinds 2018 met een raadsakkoord gewerkt. Initiatiefnemer was HOI Werkt, een van de vier partijen in de gemeenteraad en sinds de vorige gemeenteraadsverkiezingen de grootste met zeven van de zeventien zetels. Gon Boers was als fractievoorzitter nauw bij de samenstelling van het akkoord betrokken. ‘Bij eerdere verkiezingen hebben we ons ook uitgesproken voor een raadsakkoord,’ vertelt ze, ‘maar toen zagen de andere partijen dat niet zitten. Doordat we in 2018 de grootste werden, lag het akkoord opeens wel binnen bereik. VVD, CDA en Gemeenschapslijst waren bereid om mee te werken.’ Drie kernteams gingen vervolgens met het raadsakkoord aan de slag. Het eerste team had twee vertegenwoordigers van elke partij en werkte de inhoud uit. Het tweede team hield zich bezig met de vergaderstructuur en de vraag hoe inwonersparticipatie het best kon worden vormgegeven. En het derde team hield sollicitatiegesprekken met mogelijke wethouders. Boers: ‘We waren de eerste gemeente die op zoek ging naar wethouders die niet per se lid waren van een van de partijen. We wilden gekwalificeerde mensen. Niet iemand die toevallig wat tijd over heeft. Dat heb je vaak in een kleinere gemeente.’
‘Voorwaarde is dat alle partijen achter het raadsakkoord staan’
Achterkamertjes Vervolgens ging het snel: iedere partij leverde een aantal punten aan, de inwoners werden gehoord, het akkoord werd geschreven en men kon aan de slag. Helaas ging het daarna minder voorspoedig dan Boers had verwacht. Boers: ‘Sommige partijen vervielen na een tijdje toch weer in de traditionele achterkamertjespolitiek, waarbij afspraken werden gemaakt buiten andere partijen om. Verder merkten we dat er meer afstand was tussen raad en college, omdat er geen wethouders waren van de “eigen” partijen. Daardoor hadden die wethouders geen “coalitiebescherming” en werden ze meer dan eens afgefakkeld.’
Toch is Boers onverminderd enthousiast over het principe van het raadsakkoord. ‘Je wordt er alleen maar beter van wanneer je je eigen standpunten kunt verrijken met de argumenten van de ander. Het is belangrijk dat je je af blijft vragen: hoe kan ik mijn voorstel zo maken dat ik de ander tegemoetkom? Het oude idee van oppositie en coalitie is uit de tijd.’ Mocht Hilvarenbeek na de verkiezingen van dit jaar opnieuw met een raadsakkoord aan de slag gaan, zou ze drie zaken anders aanpakken. Boers: ‘Ik zou alleen een raadsbreedakkoord afsluiten, als alle partijen erachter staan. Verder moeten we vastleggen wat onze doelen zijn en op welke momenten we evalueren wat is bereikt en wat niet. Of wat er gebeurt wanneer de financiële situatie verandert. En als laatste: minder afstand tot en meer regie op het college.’ ◼
Deel dit artikel