Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid
Helpende hand voor kwetsbare wijken
Tekst Dave Schut Beeld Aad Goudappel
Met het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid geeft het rijk financiële steun aan gemeenten om wijken met achterstanden te helpen. Hard nodig, aldus Stef Fleischeuer, directeur van het programma in Schiedam. Zo kunnen problemen niet alleen in samenhang worden aangevlogen, ook raken alle partijen met elkaar in gesprek.
Stef Fleischeuer
Directeur Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid Schiedam: ‘Natuurlijk zoeken we oplossingen voor de korte termijn, maar het gaat ons vooral om de structurele aanpak waarin je een relatie opbouwt met verschillende partijen’
Eigenlijk had hij besloten om op zijn leeftijd wat minder hard te gaan werken, zegt Stef Fleischeuer (1954), die het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid in Schiedam coördineert. ‘Maar ik vond dit toch wel een heel relevante maatschappelijke opgave. Dus wilde ik er graag mijn tanden in zetten.’
Socioloog Fleischeuer heeft een achtergrond in de sociologie. Hij is altijd geïnteresseerd geweest in de vraag wat er precies gebeurt met de bewoners van een stad. ‘Wat zijn de effecten van alle ontwikkelingen? Hoe kunnen we de stad voor iedereen beter maken?’ Fleischeuer is van mening dat er altijd wijken zullen zijn die extra aandacht en extra geld nodig hebben. Dus moet het rijk soms in actie komen, zoals nu gebeurt met het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid. ‘Het is ontzettend belangrijk dat het rijk dit doet. Dat het zich realiseert hoe noodzakelijk het is om langjarig en integraal, in samenwerking met gemeenten, de kwetsbare gebieden in een stad vooruit te helpen.’
Vogelaarwijken Dit idee komt niet uit de lucht vallen; het gebeurde vroeger ook al. ‘Een jaar of twintig geleden hadden we het grotestedenbeleid. Ook toen draaide het om zowel de fysieke als de sociale ontwikkeling van kwetsbare wijken. Het grote rijksbudget dat toen beschikbaar was, verdween helaas, maar die integrale aanpak bleef noodzakelijk.’ Even later volgde een nieuwe poging. ‘Vijftien jaar geleden is er een aantal gebieden aangewezen die uiteindelijk naar de toenmalige minister werden vernoemd: de vogelaarwijken. Ook dat waren wijken met een brede waaier aan thema’s waarin achterstanden zich voordeden. Helaas was die aanpak redelijk versnipperd en uiteindelijk werkte het vooral stigmatiserend. Met toenmalig minister Vogelaar is het ook niet al te best afgelopen.’ Toch waren de bedoelingen hartstikke goed, meent Fleischeuer, en daarom heeft het rijk het nu weer opgepakt. ‘Wederom is de conclusie getrokken dat we niet alles aan gemeenten kunnen overlaten, dat we veel meer samen moeten doen. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verdient hier wat mij betreft de credits voor.’
Rotterdam-Zuid Het Nationaal Programma wordt in Rotterdam-Zuid al ruim tien jaar uitgevoerd, maar is voor de negentien steden die er nu aan deelnemen relatief nieuw. Over concrete resultaten valt daarom nog niet te praten. ‘Het programma duurt in totaal twintig jaar, en de meeste deelnemende steden zitten in hun eerste, tweede of derde jaar. Maar wat ik eerder in Utrecht Overvecht heb gezien en nu in Schiedam zie gebeuren, is hoopgevend.’ Alles draait om samenhang, zegt Fleischeuer. ‘Als je over kinderen spreekt, moet je het ook over hun ouders hebben. Gaat het over wonen, dan moet je de woonomgeving erbij betrekken. In de jaren ‘60 werd in Utrecht bijvoorbeeld de schitterende wijk Overvecht gebouwd – maar met allemaal dezelfde soort appartementen. Allemaal sociale woningbouw. Toen waren we daar heel trots op, maar later is dat het probleemgebied geworden. Dat kwam onder andere door eenzijdig toewijzingsbeleid, weten we nu. Het werd een cumulatie van groepen met een achterstand. Er was dus alleen aan wonen voor groepen met een smalle beurs gedacht, en te weinig aan de omgeving en een meer gevarieerd programma.’ Het Nationaal Programma moet een betere, integrale aanpak bieden, stelt Fleischeuer. Met samenwerking tussen overheden, maar zeker ook tussen andere organisaties, en met de bewoners.
‘Alleen met stevig commitment van het rijk kan dit programma succesvol zijn’
‘Dit programma is geen subsidiepotje voor zomaar een activiteit’
Achterstanden wegwerken In Schiedam ziet Fleischeuer nu iets vergelijkbaars als eerder in Utrecht. ‘Ook de wijk Nieuwland hier kent een eenzijdig woningaanbod, met een oververtegenwoordiging van sociale woningbouw. Er zijn grote groepen die onder de armoedegrens leven. Mensen hebben een taalachterstand. Er is een hogere werkloosheid dan op andere plekken, er zijn meer gezondheidsproblemen, er is vaker jeugdoverlast. Al die achterstanden moeten langzaam maar zeker worden weggewerkt.’ In Oost, een andere wijk in Schiedam, zijn juist veel particuliere woningen. Maar ook dat blijkt problemen te kunnen opleveren. ‘Ze worden voor het overgrote deel verhuurd aan seizoensarbeiders, Oost-Europeanen vooral, die in het Westland, de haven of de industrie werken. Ook zij hebben vaak een taalachterstand. Daarnaast verblijven ze doorgaans met veel te veel mensen in een klein huis, waardoor ze liever op straat of op een plein rondhangen, wat weer overlast veroorzaakt.’ Ook in Oost is de werkloosheid hoog. ‘Soms zijn dat autochtone families die al generaties lang geen werk hebben. Die leven een beetje aan de zelfkant van de maatschappij en zijn er soms zelfs trots op dat ze geen reguliere baan hebben. Bij anderen komt het doordat ze geen opleiding hebben. Er zijn veel jongeren die hun school niet afmaken. Ondanks de grote tekorten op de arbeidsmarkt in Schiedam, lukt het deze jongeren niet om werk te vinden.’ En dan zijn er nog de gezondheidsproblemen. Ook die komen in deze wijken vaker voor dan in andere gebieden. Kortom, al die thema’s als wonen, werk, gezondheid, veiligheid en onderwijs staan met elkaar in verbinding. Dan is alleen nog steeds de vraag: wat doen we eraan?
Niet naïef Het Nationaal Programma op zich zal de bewoners niet zoveel zeggen, erkent Fleischeuer. ‘Maar dat hoeft ook niet. Waar het ons om gaat, zijn al die verschillende thema’s. Al die instanties en professionals die ermee te maken hebben. Via hen komen we bij de mensen terecht. Dus willen we ervoor zorgen dat de jeugd op school blijft, dan moeten we bij het onderwijs zijn: bij de basisschool en de middelbare school. En als je de kinderen eenmaal spreekt, kom je vanzelf in contact met hun ouders. Daarnaast kan er preventie worden gedaan via huisartsen, of maatschappelijk werk. En al deze professionals kunnen we dan weer in verbinding brengen met bewonersgroepen; mensen die er zelf wonen en die hun buurtgenoten graag willen helpen. Al gebeurt dit laatste nu nog te weinig, daar moeten we meer werk van maken.’ Fleischeuer is hoopvol, maar niet naïef. Want hij weet: dit kost tijd. ‘Natuurlijk zoeken we oplossingen voor de korte termijn, maar het gaat ons vooral om de structurele aanpak. Om die lange lijn van vijftien, twintig jaar. Om een relatie op te bouwen tussen al die verschillende partijen. Dit programma is dus geen subsidiepotje voor zomaar een activiteit, nee, alles moet passen binnen dat langetermijndoel. Anders ben je gewoon geld aan het rondstrooien. Dat is misschien even leuk, maar het levert geen structureel effect op. We gaan met elkaar uitvinden hoe we dat wel kunnen bereiken.’
Waarschuwing En dat dit gesprek mogelijk is, is precies de toegevoegde waarde van het programma, zegt hij. ‘Van de politie en de schuldhulpverlening tot de zorgverzekeraar, het Stedelijk Museum en de bibliotheek – iedereen werkt mee. Allemaal werken ze samen met het rijk en de gemeente.’ Fleischeuer eindigt met een waarschuwing. ‘Dit kan alleen werken als het ook echt wordt volgehouden. Laat ik bij deze een oproep doen. Alleen met stevig commitment van het rijk kan dit programma succesvol zijn. Iedereen weet hoe het er soms aan toe gaat in de politiek. Het kan lastig worden om met elk volgend kabinet dezelfde energie erin te leggen. Maar dat moet. Want zonder geld van het rijk kunnen gemeenten het simpelweg niet.’ ◼
Deel dit artikel