Tekst Maurits van den Toorn
Bezuinigen
Het wachten op de Voorjaarsnota was dit jaar spannender dan in vorige jaren. Voor het eerst sinds jaren is het B-woord weer te horen. Ook de aloude synoniemen ombuigen, herprioriteren, korten, afschalen, temporiseren, enzovoort, komen weer van stal. De van tevoren genoemde bedragen liepen uiteen van vier tot acht miljard. Economen buiten de politiek vinden dat het nog wel een tandje meer kan. Lex Hoogduin, hoogleraar monetaire economie en eerder directeur van De Nederlandsche Bank, opperde dat zelfs bezuinigingen van twintig tot dertig miljard wenselijk zijn om de begroting weer in balans te krijgen. Dat het nu twee tot drie miljard is geworden valt daarbij bijna in het niet. De communicatie van de overheid heeft het overigens alleen juichend over de bedragen die het kabinet wel uitgeeft. Het was de dag waarvan je wist dat die zou komen, na de miljarden die zijn uitgegeven in de coronatijd, vervolgens aan energietoeslag en nu aan stijgende rente plus inflatie. Het gratis geld is op, terwijl het kabinet nog wat aan uitgaven op de rol heeft staan: stikstoffonds, Groningen, asielopvang, Oekraïne, klimaat. Spannende tijden, ambities zullen sneuvelen, reputaties wellicht ook. Minister Kaag kan voor het eerst laten zien hoe degelijk ze de staatskas weet te beheren. Echt moeilijke keuzes zijn in deze eerste bezuinigingsronde nog uitgebleven. Het gaat volgens de – alweer een oude bekende – kaasschaafmethode. Je hoort wel de bewering dat de klassieke tegenstelling tussen links en rechts in de politiek niet meer bestaat. Misschien, maar zodra er een “klassiek” onderwerp aan de orde is zoals nu, zijn de aloude instincten nog springlevend. De keuze tussen lasten verzwaren of bezuinigen laat nog steeds een duidelijk onderscheid zien tussen – vooruit, min of meer – links en rechts.
Nieuwe pensioenwet
Groningen krijgt 22 miljard maar of het kabinet de provincie daarmee niet ‘laat zakken’ is de vraag. Beeld Shutterstock
Na de Tweede Kamer heeft ook de Eerste Kamer dinsdag 30 mei ingestemd met de Wet toekomst pensioenen. De wet gaat op 1 juli aanstaande in. Op die datum start een overgangsfase van enkele jaren waarin eerst werkgevers en werknemers met elkaar afspraken maken over het aanpassen van hun pensioenregeling en daarna pensioenuitvoerders deze afspraken gaan uitvoeren. In de Wet toekomst pensioenen zijn de afspraken vastgelegd die werkgevers, werknemers en het kabinet in 2019 met elkaar hebben gemaakt in het Pensioenakkoord. De wet kent drie doelen: een aanvullend pensioen dat sneller stijgt, een persoonlijkere en duidelijkere pensioenopbouw, en een pensioenstelsel dat beter aansluit bij dat mensen niet meer 40 jaar bij een baas werken. Wat onder andere verandert, is dat de premie die werknemers betalen op elke leeftijd ten gunste komt van hun eigen pensioen. In het huidige systeem werd het meeste pensioen opgebouwd aan het einde van de loopbaan en was er een impliciete subsidie van jong naar oud. Een andere baan of werkloosheid had aan het eind van de loopbaan daardoor extra grote gevolgen. Even nog dreigden Wim Voermans, Paul Bovend’Eert en Joost Sillen nog roet in het eten van de nieuwe wet te gooien. Volgens deze hoogleraren staatsrecht moest minister Schouten voor Pensioenen de wet intrekken omdat deze niet voldoet aan de Grondwet. In de Grondwet is een bepaling opgenomen die zegt dat een tweederde meerderheid van de stemmen nodig is, als er over het inkomen van Kamerleden wordt gestemd. En in de Tweede Kamer was die meerderheid er niet. Maar de Eerste Kamer was niet gevoelig voor het betoog van de drie hoogleraren.
Het functioneren van de overheid
Een rapport van de Nationale ombudsman, Burger in Zicht!, over de invloed van de burger in de Wmo. Die invloed is maar heel beperkt, er wordt bij de fameuze keukentafelgesprekken niet altijd goed naar hun ideeën en meningen geluisterd, het Wmo-aanvraagproces is vaak niet duidelijk en verloopt te traag. ‘De burger die een beroep doet op de Wmo ervaart verlies van invloed op eigen leven.’ Gemeenten moeten er daarom voor zorgen dat burgers meer regie en invloed ervaren. Een rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid, Industrie en omwonenden. Overheden als provincies en omgevingsdiensten moeten omwonenden beter beschermen tegen de gezondheidsrisico’s van industriële bedrijvigheid, zo blijkt uit onderzoeken bij Tata Steel, Chemours in Dordrecht en asfaltcentrale APN in Nijmegen. Vaak komen ze pas in actie nadat omwonenden druk hebben uitgeoefend; vooral media-aandacht is effectief. Het kabinet moet bewerkstelligen dat ‘bevoegd gezag en omgevingsdiensten hun verantwoordelijkheid ten aanzien van vergunningverlening, toezicht en handhaving van industriële bedrijven ten volle kunnen waarmaken, zodat de gezondheid van omwonenden beter wordt beschermd’. Een advies van de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving, Op onze gezondheid. De volksgezondheid staat onder druk, het fundament is zwak en wankel, GGD’s kunnen het werk niet aan. De zorg is ‘te vrijblijvend en versnipperd geregeld, te veel gericht op de korte termijn en er wordt te weinig in geïnvesteerd’. Het is nodig om de gewenste gezondheidsdoelen wettelijk vast te leggen en een regeringscommissaris te benoemen die een deltaplan voor de volksgezondheid ontwikkelt. En dan is er als kers op de taart het Jaarverslag 2022 van de Raad van State. De overheid moet niet meer beloven dan ze kan waarmaken, maar duidelijke keuzes maken en die consequent uitvoeren. Niet alles kan en zeker niet tegelijkertijd. Door gebrek aan slagkracht wordt het geloof in wat de overheid kan doen en daarmee het vertrouwen ondermijnd. ‘Rafelt dat vertrouwen, dan rafelt ook de rechtsstaat.’ Tot zover de oogst van een week in april. Het zijn niet allemaal dingen die we alleen het huidige of het vorige kabinet kunnen aanwrijven. Eigenlijk is dat erger.
Universitaire voertaal
Minister Dijkgraaf van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft aangekondigd dat er een eind moet komen aan de verengelsing van de Nederlandse universiteiten en hogescholen. Beeld Rijksoverheid/Martijn Beekman
Kennelijk is er een minister met internationale wetenschappelijke ervaring voor nodig om zo’n besluit te nemen. Minister Dijkgraaf van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft aangekondigd dat er een eind moet komen aan de verengelsing van de Nederlandse universiteiten en hogescholen. Nederlands wordt weer de hoofdtaal, andere talen de uitzondering. Daarmee zet hij een streep onder het beleid dat in 1990 werd geïnitieerd door zijn verre voorganger Jo Ritzen. Het is een besluit dat waarschijnlijk tot opluchting leidt onder veel docenten en studenten, die elkaar over enige tijd niet meer in veelal matig Engels hoeven aan te spreken. En waarom ook? Het overgrote deel van de studenten heeft waarschijnlijk helemaal niet de ambitie om in het buitenland aan de slag te gaan. Dat Engels de voertaal is en waarschijnlijk ook blijft bij technische studies is alleen maar logisch. Dat de verengelsing is doorgeschoten bleek al een aantal jaren geleden toen – historisch voorbeeld – aan de Radboud Universiteit een masterscriptie over Joost van den Vondel in het Engels moest worden geschreven. Er was flink wat reuring in de media voor nodig om de universiteitsbestuurders bij zinnen te brengen en het examenreglement op dit punt aan te passen. Komt de verandering vanuit het besef dat de Nederlandse taal en cultuur meer waardering of bescherming verdienen? Nee, de argumenten zijn praktisch en economisch, oftewel het gaat om een betere beheersing en sturing van de steeds grotere toestroom van buitenlandse studenten. Dijkgraaf denkt aan centrale aanmelding zodat ze beter over de universiteiten (en wellicht ook hogescholen) kunnen worden gespreid. En ze moeten voortaan Nederlands leren, zodat ze na voltooiing van hun studie eerder hier zullen blijven om zo de positie van ‘Nederland kennisland’ te versterken. Louter die verplichting zal waarschijnlijk al leiden tot een afname van het aantal aanmeldingen vanuit het buitenland.
Garnalenvisserij
De Nederlandse garnalenvloot vist zonder vergunning. Beeld Shutterstock
De Nederlandse garnalenvissers, met een vloot van ongeveer tweehonderd schepen, verrichten hun werk momenteel zonder vergunning. Dat mag van minister Van der Wal voor Natuur en Stikstof nog tot 1 oktober, vanaf dan moeten de motoren een katalysator hebben zodat ze minder stikstof uitstoten. Dat is een investering van algauw enkele tienduizenden euro’s per motor. Maar is die investering terug te verdienen als vissen op niet al te lange termijn misschien niet meer op de huidige manier mag? De Europese Commissie heeft een actieplan gemaakt om de bodemberoerende visserij in Natura 2000-gebieden stapsgewijs te verminderen en in 2030 helemaal te beëindigen. De netten die over de zeebodem slepen brengen schade toe aan het ecosysteem. Volgens minister Adema van LNV is die opvatting onvoldoende onderbouwd. Of de commissie op andere gedachten kan worden gebracht, is natuurlijk nog niet bekend en dus is de toekomst van de garnalenvisserij in z’n huidige vorm onzeker, al helpt het mogelijk dat ook Duitsland, België, Frankrijk en Spanje in de benen zijn gekomen tegen het actieplan. Los van hoe je over dat plan denkt – natuurorganisaties zijn er uiteraard wel blij mee – is duidelijk dat het voor ondernemers een riskante zaak is om nu geld in de modernisering van hun schepen te steken, ook al is dat een door de overheid opgelegde verplichting.
Deel dit artikel