Voormalig VROM-bewindslieden Sybilla Dekker en Hans Alders
Miljoen extra woningen niks nieuws onder de zon
Tekst Marc Notebomer Beeld ANP Foto
Het is hoog tijd dat er iets gebeurt op de Nederlandse woningmarkt; dat vindt ook het kabinet. Om die reden wil minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Hugo de Jonge voor 2030 maar liefst 900.000 woningen bouwen, in deze kabinetsperiode zo’n 100.000 per jaar. Voormalig VROM-bewindslieden Sybilla Dekker (VVD) en Hans Alders (PvdA) prijzen de ambitie van de minister maar waarschuwen tegelijkertijd: kijk goed naar de context waarin je je plannen uitvoert. Want ruimtelijke ordening is meer dan praten over functie en woningen bouwen is meer dan stenen stapelen.
Als beoogd minister van VROM bezoekt Sybilla Dekker minister-president Jan Peter Balkenende
Om zijn plannen de komende jaren te realiseren heeft de minister De Jonge het programma Woningbouw in het leven geroepen. Dat is het eerste van zes programma’s onder de Nationale Woon- en Bouwagenda en beschrijft de aanpak van het kabinet om de situatie op de Nederlandse woningmarkt te verbeteren. ‘We streven ernaar dat ten minste twee derde van de nieuwe huur- en koopwoningen betaalbaar zijn voor mensen met een lager en middeninkomen,’ ronkte de minister in de brief die hij over het programma naar de Tweede Kamer stuurde. ‘Met het programma Woningbouw [...] hernemen we de regie op de volkshuisvesting en pakken we de uitdagingen aan.’
‘Als je de regie weggeeft, wordt de ander eigenaar’
Woningcorporaties Die uitdagingen zijn eigenlijk niks nieuws onder de zon. ‘Het doel van 100.000 woningen per jaar was in mijn tijd ook al het getal,’ zegt Sybilla Dekker, minister van VROM van 2003 tot en met 2006 en verantwoordelijk voor de Nota Ruimte waarin taken op het gebied van ruimtelijke ordening en wonen werden gedecentraliseerd naar gemeenten en provincies maar een nationaal kader voor ruimtelijke ontwikkeling bleef. Bovendien was de realisatie van die aantallen – net als nu – een struggle.’ ‘Ik had te maken met de particuliere markt, waarop steeds meer het zwaartepunt kwam te liggen,’ vertelt ze over haar tijd bij VROM. ‘Maar ook bij de woningcorporaties zag je een slingerbeweging: de ene keer waren ze heel sterk op de sociale opgave gericht en dan weer bewogen ze zich richting de markt. Vervolgens gingen ze zich dan als een marktpartij gedragen. En ze beïnvloedden de markt heel sterk door de voorraad die ze hadden en de nieuwbouw die ze moesten plegen.’
Verhuurderheffing Die corporaties kregen de afgelopen jaren te maken met een zogenoemde verhuurderheffing. Dat is een belasting op het bezit van sociale huurwoningen die door de laatste minister van Wonen Stef Blok is ingevoerd om misstanden op de sociale woningmarkt aan te pakken. Die heffing heeft in ieder geval niet geleid tot meer sociale woningbouw, zegt Dekker. ‘Want zeg nou zelf: met wat je afdraagt, kun je niet bouwen. In het verleden is dat weleens te weinig erkend, maar in het coalitieakkoord van Rutte-IV is afgesproken dat de verhuurderheffing in 2023 wordt afgeschaft. Een goed voornemen, in mijn ogen. Tegelijkertijd hebben corporaties dan ook wel de opdracht om hun aandeel te nemen in nieuwbouw en het duurzaam onderhoud van de voorraad.’ Ondertussen wil minister De Jonge de regie op het gebied van wonen en ruimtelijke ordening centraler beleggen. Prima, wat Dekker betreft: ‘Het is belangrijk om ruimtelijke ordening naar je toe te trekken en vanuit een landelijk kader richting geven aan wat je van plan bent. Er is meer dan alleen maar woningbouw in het beslag op de ruimte. Zoals de infrastructuur, vitaal platteland en/of bedrijventerreinen. De minister is er heel actief in en pakt het duidelijk op. Maar het is moeilijker dan het lijkt. Als je de regie weggeeft, maken andere mensen er zich eigenaar van. En dat is ook gebeurd. De opgave is nu: je landelijk kader opnieuw formuleren en zo veel mogelijk de samenwerking met provincies, gemeenten en de markt zoeken. Maar soms telt nu eenmaal het nationaal belang. Die ruimte moet je als kabinet gewoon nemen.’
Vierde Nota Dat laatste vindt ook Hans Alders. Hij was minister van VROM in het kabinet-Lubbers III (1989-1994) en schreef de beruchte Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra (Vinex). Die ging over een aantal zaken,’ vertelt hij. ‘Een daarvan is: we komen tussen 800.000 en 1 miljoen woningen tekort.’ Hij lacht: ‘U ziet: de getallen beginnen op elkaar te lijken. De conclusie was dat er veel verdeeldheid was bij gemeenten, provincies en stadsgewesten, met als resultaat dat er niks gebeurde. Het uitzicht dat er snel gebouwd zou worden, was er niet. Ook was het de tijd van de Nota Heerma. Die voorzag onder andere in een herziening van de rol van de overheid op het gebied van de volkshuisvesting. In de trant van: er kan meer via de markt. En we kunnen samenwerken.’ ‘Daar zijn we op gaan sturen, gaat hij verder. Met Hanja Maij-Weggen (minister van Verkeer en Waterstaat) en Enneüs Heerma (staatssecretaris van Volkshuisvesting) heb ik tal van convenanten gemaakt over hoe het allemaal moest. Dat was soms van dik hout zaagt men planken: wethouders lagen dwars; er moest geknokt worden. Dat ging soms met het schoolbord erbij: hoe ziet de exploitatie van het bestemmingsplan eruit, waar heb je te maken met tekorten, enzovoort?
‘Soms telt nu eenmaal het nationaal belang’
Hans Alders wordt door premier Ruud Lubbers verwelkomd in het kabinet
Knokwerk Uiteindelijk leverde dat knokwerk resultaat op. Alders: ‘Want Vinex is er gekomen. Er heeft daarna een ongekende discussie plaatsgevonden over de kwaliteit en eenvormigheid ervan. Maar je kunt zeggen: Vinex is een succes geworden. Het voldeed aan een enorme vraag en liet een veel grotere diversiteit zien dan in het papegaaiencircuit werd beweerd.’ In de eerdergenoemde brief aan de Tweede Kamer benadrukt minister De Jonge het belang van een integrale aanpak. ‘Het bouwen van woningen vindt plaats op fysieke locaties, waar meerdere belangen bij elkaar komen,’ aldus de minister. ‘Vanuit een bredere ruimtelijke context wordt de woningbouwopgave daarbij geconfronteerd met andere urgente opgaven, zoals klimaatbestendigheid, energietransitie, stikstof, landbouw, natuur inclusief bouwen en bedrijvigheid [...] dat vraagt om keuzes.’ Alders is het daar mee eens: ‘Ruimtelijke ordening is meer dan praten over functie. Het draait om analyse: hoe ontwikkelt de samenleving zich, welke krachten worden daar op uitgeoefend? Bij wonen draait het om meer dan een huis alleen, maar ook om de straat en de leefomgeving. Wonen is meer dan stenen stapelen.’ Het is inderdaad belangrijk oog te hebben voor de context waarin je aan de slag gaat, vindt Dekker. ‘Als ergens een datacenter wordt neergezet, hebben inwoners daar dan nog iets over te zeggen, levert het voldoende werk op en kun je überhaupt de elektriciteit wel leveren die zo’n datacenter nodig heeft? En kijk naar statushouders, studenten en andere mensen die tijdelijk een kleine woning nodig hebben. Bouw kleinere, flexibele eenheden die verplaatst kunnen worden. Zo’n flexibele schil heb je nodig.’
Gebrek aan introspectie ‘Volkshuisvesting en de ruimtelijke ordening... het lijken begrippen uit het verleden,’ gaat Alders verder. ‘Maar ik hoop dat sommige mensen zich inmiddels afvragen: waarom we er met z’n allen jaren over hebben gedaan om te ontdekken dat je moet ordenen, als je in een klein land veel activiteiten wilt ontwikkelen.’ Die introspectie komt volgens hem onvoldoende terug in de plannen van het kabinet. ‘Het is goed dat iemand zegt: ruimtelijke ordening moet. Maar een beetje meer schuldbewust mag best. De rijksoverheid heeft jaren alles over de schutting gegooid. En nu roept ze: ik zal het allemaal wel even doen.’ Ook Dekker is tevreden met het programma Woningbouw. ‘Het maakt een analyse van de behoeften en hoe die zijn verdeeld over het land. En men is ambitieus, want het is slechts het eerste van zes.’ Plannen maken is mooi, maar de kunst is om het vol te houden, waarschuwt ze. ‘Dat is gemakkelijker als je dicht bij de uitvoering blijft staan. Het ministerie van VROM had vroeger accountmanagers in de regio. Die volgden heel goed wat er in hun regio voor plannen waren en waren het aanspreekpunt voor corporaties en gemeenten. Ik ging zelf ook vaak de regio’s af. Dat was heel zinvol. Het gaf verbinding met de regio waar het echt moest gebeuren en degenen die het moesten uitvoeren. En je hoorde het als het strandde.’ ◼
‘Uiteindelijk is Vinex gewoon een succes geworden’
Deel dit artikel