Illusie van technocratie onttovert politiek
Interview met hoogleraar politieke filosofie Stefan Rummens (KU Leuven)
Tekst Jelle van der Meulen Beeld Aad Goudappel
Is de democratie gebaat bij technocratie, waarbij experts en deskundigen bepalen wat het beste beleid is? Of juist niet? ‘Technocratie is een aantrekkelijke gedachte, maar helaas een illusie.’
Toen de pandemie in april 2020 door ons land raasde en politici en experts worstelden met de juiste aanpak van het virus, deed premier Rutte een opvallende uitspraak. De adviezen van het Outbreak Management Team (OMT) aan het kabinet waren ‘heilig’, aldus de premier. Met de kennis van nu is het gemakkelijk die uitspraak te veroordelen, maar ook toen al klonk kritiek. Het OMT, destijds bestaande uit virologen, epidemiologen en artsen, zou qua samenstelling niet divers genoeg zijn. Een tweede punt van zorg ging verder dan enkel de bestrijding van de pandemie. Is het wel wenselijk om zoveel macht te geven aan een selecte groep experts?
‘Als experts politieke doelen bepalen, gaat het mis’
Politieke keuzes
Stefan Rummens is hoogleraar politieke filosofie aan de KU Leuven. Technocratie lijkt volgens hem op het eerste oog een goed systeem. ‘We willen allemaal goed bestuur, dan is het aantrekkelijk om te geloven dat er zoiets als expertise bestaat. Op basis van kennis van experts zouden we maatschappelijke problemen kunnen oplossen, of een objectief antwoord formuleren op grote vraagstukken waar we als samenleving mee worstelen. Het verlangen naar technocratie kan ik dus best begrijpen.’ Experts hebben zeker een belangrijke rol, zegt Rummens. Juiste (wetenschappelijke) informatie is cruciaal om tot goed beleid te komen. ‘Maar het gaat mis wanneer experts zelf de politieke doelen bepalen of afwegingen maken tussen de normen en waarden die we nastreven. Daar verzet ik mij fundamenteel tegen. Kennis van experts gaat over feiten. In adviezen aan overheden dienen zij daarom altijd zogenaamde “als-dan-scenario’s” te schetsen. Als we deze maatregelen nemen, zullen dat de gevolgen zijn. Dan blijft de vraag over welke gevolgen we als samenleving willen nastreven en welke eventuele neveneffecten aanvaardbaar zijn. En daar bestaat geen feitelijke kennis over. Dat betreft politieke keuzes die politici dienen te maken.
Schuilen achter adviezen
Rummens noemt de Belgische aanpak van de pandemie illustratief voor zijn punt, hoewel de kritiek net zo goed voor Nederland kan gelden. Enerzijds, zegt hij, was er in adviesgroepen te weinig diversiteit. Zeker aan het begin van de pandemie bestonden die vrijwel uitsluitend uit medisch experts. ‘Maar een fundamenteler probleem is dat expertorganen altijd met slechts een advies naar de regering zijn gegaan. Dat berust op het idee dat als de feiten maar bij elkaar gelegd worden, daar een bepaald logisch beleid uit zou volgen. Maar dat is nooit het geval, ook niet in een pandemie. Er zijn altijd politieke afwegingen om te maken, die in een democratie onderwerp moeten zijn van een debat.’ Een rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) onderschrijft de kritiek van Rummens. De OVV concludeerde in februari van dit jaar dat Nederland te lang de nadruk legde op bestrijding van het virus, waardoor maatschappelijke gevolgen van het beleid onvoldoende in acht zijn genomen. Bovendien had het OMT te veel invloed en had zij niet een adviserende, maar een verantwoordelijke rol in besluitvorming. Rummens benadrukt dat hij de Nederlandse situatie niet goed genoeg kent om een oordeel te vormen, maar ziet dat in algemene zin politici soms dankbaar gebruikmaken van adviezen van experts. ‘Zeker aan het begin van de pandemie zag je politici zich verschuilen achter de adviezen. Het is echter aan hen om knopen door te hakken.’
‘Politici verschuilen zich achter de adviezen van experts’
‘Wetenschap is niet waardevrij’
Dwingend karakter
In 2015 droeg de Haagse rechtbank de Nederlandse staat op om de uitstoot van broeikasgassen in 2020 te verminderen met 25 procent ten opzichte van 1990 (red. Urgenda-zaak). De zaak oogstte internationale bewondering en inspiratie voor klimaatactivisten om staten aan te klagen vanwege hun ontoereikende klimaatbeleid. Rummens heeft bedenkingen bij een rechter die normen oplegt aan een overheid. Hij wijst naar de Belgische rechter die in een vergelijkbare zaak redeneerde dat zo’n politiek besluit niet aan het hof was. Rummens: ‘Ik ben een wetenschapper en weet dat de feiten wat betreft klimaat zijn wat ze zijn. We hebben simpelweg een gigantisch probleem.’ Toch is hij het dus eens met de Belgische rechter. ‘Wat onze bijdrage moet zijn in het klimaatprobleem, welke middelen we inzetten en welke doelen we nastreven, blijven fundamentele maatschappelijke keuzes. Ik erken dat er een dwingend karakter moet zitten in klimaatbeleid, maar de eindverantwoordelijkheid moet ook hier bij politici blijven. Een groot probleem van de democratie is wel dat beleid op lange termijn nodig is op bepaalde terreinen (zoals op het gebied van klimaat), maar dat het zich moeizaam laat verzoenen met politieke verantwoordelijkheid van een aantal jaren. De tendens om het dan maar uit te besteden aan experts of rechters is niet de goede oplossing.’ Neoliberale adviezen Wanneer experts en deskundigen veel macht en zeggenschap hebben, is dat koren op de molen van populistische partijen, denkt Rummens. Die kunnen immers eenvoudig claimen dat politici er niet meer toe doen en geen verschil kunnen maken: 'Waarom nog stemmen als beleid niet meer politiek aangestuurd wordt? Laat je rechtbanken beslissen over belangrijke beleidsdomeinen of technocratiseer je deze, dan bevestig je het idee van burgers dat de politiek machteloos wordt. Dat draagt bij aan de “onttovering” van de politiek en zorgt ervoor dat grote groepen burgers zich ervan afkeren.’ Een belangrijk voorbeeld, zegt Rummens, zien we bij de Europese Unie. ‘De Europese Commissie is ontworpen als een technocratisch orgaan en hoeft in principe weinig verantwoording af te leggen aan het Europees Parlement. En de burger voelt dat goed aan. In die zin zit er een grote grond van waarheid in populistische retoriek. Bovendien wordt de commissie geacht het Europees belang te dienen, maar dat is zeer problematisch, omdat het veronderstelt dat er überhaupt iets is als het objectieve belang.’ ‘Neem de economie. Decennialang is er ingezet op flexibilisering en het vergroten van de concurrentie, want dat zou de enige manier zijn om de economie te laten groeien. Herverdeling zou wel voor zichzelf zorgen. We weten nu opnieuw – of dat wisten we eigenlijk al – dat dat niet waar is. Als economische groei het enige doel is, dan is er inderdaad geen alternatief. Maar als ongelijkheid en herverdeling ook meespelen, moet je keuzes maken. Neoliberale economische adviezen zijn gepresenteerd alsof er geen alternatief was, maar kwamen in feite voort uit de hegemonie van een bepaalde ideologie. Dat maakt wederom zichtbaar dat het gaat om fundamentele politieke keuzes, waarover je in een democratisch proces moet beslissen.’
Grensafbakening
Het toont bovendien aan dat wetenschap niet waardevrij is, vervolgt Rummens. ‘Wetenschappers zijn ook mensen, die bepaalde elementen belangrijker vinden dan andere. Dat andere beslissingen mogelijk zijn, dat we altijd iets te kiezen hebben, moeten we absoluut intact houden. Dat is beter en eerlijker voor beleid, maar komt ook de geloofwaardigheid van de wetenschap ten goede. Je kunt het verminderde vertrouwen in de wetenschap herstellen door heel goed de grens te bewaken tussen wetenschap en politiek. Raken die twee verweven, dan zetten mensen door zich af te zetten tegen de politiek, zich ook af tegen de wetenschap. We moeten toe naar een heel duidelijke grensafbakening, waarbij experts en deskundigen zich altijd beperken tot het presenteren van “als-dan-scenario’s”.’ ◼
Stefan Rummens
Stefan Rummens is hoogleraar politieke filosofie aan het Centrum voor Politieke Filosofie en Ethiek van de KU Leuven
Deel dit artikel