Hoe maak je beter beleid?
Op zoek naar het mensbeeld
Tekst Jelle van der Meulen Beeld Aad Goudappel
Achter het beleid van overheden gaan mensbeelden schuil. Beleidsmakers zijn zich daar lang niet altijd bewust van, terwijl mensbeelden er mede voor kunnen zorgen dat beleid slecht uitpakt voor inwoners. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) bracht wetenschappelijke kennis over mensbeelden in kaart en legt uit hoe bewustzijn hierover beleid beter kan maken.
‘Niet iedereen
voor wie je beleid
maakt, is hetzelfde’
Het idee achter het persoonsgebonden budget (pgb) was in zekere zin goed te begrijpen. Iemand die een pgb krijgt, kan zelf bepalen van welke zorg hij gebruikmaakt, waar en wanneer hij dat wil. Het principe was mooi, vindt Peteke Feijten, wetenschapper bij het SCP. ‘Maar het controlemechanisme dat werd opgetuigd om fraude tegen te gaan was administratief heel belastend, terwijl het juist bedoeld was voor mensen om zelfredzaam te zijn. Die dingen staan haaks op elkaar, wat deels voortkomt uit conflicterende mensbeelden die ten grondslag liggen aan beleid.’
Structurele misstanden Feijten maakt deel uit van een team dat onderzoekt in hoeverre inwoners- en beleidsvisies op elkaar aansluiten. Het toeslagenschandaal was natuurlijk het meest schrijnende voorbeeld van hoe het mis kan gaan, maar er zijn genoeg andere cases. Feijten wil daarom niet spreken van incidenten. ‘Het is structureler dan dat. We horen al een paar jaar uit verschillende hoeken dat er inwoners zijn die heel nare dingen zijn overkomen. Achter beleid zitten mensbeelden, dus is het nuttig die nader te onderzoeken.’ In het essay Mensbeelden bij beleid: bewust worden, bespreken en bijstellen zet het SCP wetenschappelijke kennis over mensbeelden op een rijtje. Feijten en haar collega Winnie Gebhardt definiëren een mensbeeld als een veronderstelling over hoe mensen (zouden moeten) zijn, denken en handelen, en over hoe zij kunnen komen tot verandering van hun gedrag (in de door de overheid gewenste richting). Aansluitend op deze definitie komen mensbeelden in de context van beleid vaak voort uit een van drie verschillende invalshoeken. Ten eerste is er de (normatieve) moraal, gericht op hoe mensen zouden moeten zijn en hoe ze zich zouden moeten gedragen ten aanzien van de beleidsdoelstelling. Ten tweede is er de waargenomen werkelijkheid, gericht op hoe mensen echt zijn en zich gedragen. Ten derde zijn er de beïnvloedingsmogelijkheden van inwonergedrag, gericht op de manieren waarop inwoners door de overheid in de richting van de beleidsdoelstelling gestuurd kunnen worden.
Tegenstrijdige verwachtingen Nu zou je verwachten dat beleidsmakers zich hier in zekere mate bewust van zijn, maar dat is niet altijd het geval, denkt Feijten. ‘Het besef van mensbeelden is er vaak wel, maar het wordt vaak niet expliciet gemaakt noch besproken onderling. Het is gewoonweg geen onderdeel van beleidsontwikkeling. Wat denken we over de mensen die we in gedachten hebben, hoe vinden we eigenlijk dat ze moeten zijn? Dat gesprek wordt lang niet altijd gevoerd.’ Dat kan ertoe leiden dat beleid niet goed aansluit op wat de inwoner wil, of het kan tegenstrijdig zijn met ander beleid, legt Feijten uit. ‘In een mensenleven komen allerlei dingen samen: gezondheidsbeleid, werk en inkomen, onderwijs. Beleid is vaak niet gericht op al deze zaken samen, maar op een aspect. In het ene beleid worden inwoners gezien als heel zelfredzame mensen die alleen een duwtje nodig hebben, maar op een ander terrein worden ze gewantrouwd. Weer ergens anders moeten ze precies doen wat de regel voorschrijft. Dat kan tot rare uitkomsten of stapelingen van problemen leiden. Je moet dus altijd een balans zien te vinden: niet iedereen voor wie je beleid maakt, is hetzelfde. Maar ook niet iedereen is helemaal anders.’ Aan een zekere mate van stereotypering ontkom je echter niet, legt Feijten uit. ‘We kunnen niet voor 17,5 miljoen mensen apart beleid maken. Je richt daarom nu eenmaal voorzieningen in die voor grote groepen te gebruiken moeten zijn. Het belangrijkste is echter de realisatie dat men uit moet gaan van verschillen en daar begrip voor hebben.’
‘Besef dat beleid
over mensen gaat’
‘Beleidsmakers trekken
het zich aan
als het misgaat’
Sterke overheid Het mensbeeld van de kabinetten-Rutte is er een van de zogenaamde zelfredzame inwoner, die zijn eigen boontjes dopt. De overheid speelt in de levens van inwoners een zo beperkt mogelijke rol. Crises van de afgelopen jaren – bovengenoemde misstanden als het toeslagenschandaal, maar ook de coronacrisis – lieten zien dat een sterke, aanwezige overheid in ieder geval op sommige gebieden onmisbaar is. Feijten en Gebhardt willen met het essay niet zozeer een mensbeeld aanwijzen dat de voorkeur moet krijgen, maar eerder pleiten voor een beleidscyclus waarin fundamenteel meer ruimte is voor mensbeelden. ‘We zeggen niet: zo en zo moet je naar mensen kijken. Maar wel: besef dat beleid over mensen gaat, dat mensen heel divers zijn. Een praktisch eerste begin is om je onderweg continu af te vragen of beleid nog wel passend is voor wie het bedoeld is.’ Fundamentele reflectie is dus een eerste aanbeveling. Op papier is evaluatie vooraf weliswaar geregeld, in de praktijk schiet dat er volgens Feijten nog weleens bij in. ‘Je moet er echt de tijd voor nemen, een moment voor inregelen. Beleidsmakers en politici steken al best tijd en moeite in werkbezoeken, lezen over allerlei zaken. Maar dat garandeert niet dat je volledig kunt weten hoe anderen zijn. Daarom is het raadzaam met anderen hierover in gesprek te gaan.’ Een andere aanbeveling uit het onderzoek is het zogeheten geen interesse-scenario. Beleidsmakers nemen vaak onbewust aan dat mensen voor wie beleid bedoeld is, dit ook interessant vinden. Feijten: ‘Wanneer je zelf elke dag ergens mee bezig bent, bedenk je niet dat dat niet voor iedereen geldt.’ Ze sprak weleens een beleidsmaker die werkte op het gebied van duurzaamheid. Hij ging er in zijn enthousiasme vanuit dat mensen met spaargeld dat zonder twijfel zouden uitgeven aan zonnepanelen. ‘Vanuit hem kan ik me dat voorstellen, maar het is niet realistisch. Het is goed om je te realiseren dat je iets voor mensen kunt maken en dat ze er vervolgens niets aan vinden of het niet eens lezen.’
Oprechte goede bedoelingen Al een aantal jaar gonst door overheidsland dat “de menselijke maat” terug moet en dat de inwoner weer centraal moet komen te staan. De termen worden zo vaak gebezigd dat ze soms aanvoelen als lege hulzen, maar juist die frequentie is volgens Feijten een indicator dat men er wel degelijk mee bezig is. ‘Beleidsmakers trekken het zich aan als het misgaat en willen nu graag de boel verbeteren. Misschien is het deels een modegril, maar ik zie ook veel oprechte goede bedoelingen.’ In gesprekken met beleidsmakers, politici en wetenschappers merkte Feijten dat er een brede behoefte leeft aan een meer filosofische kijk op beleid. ‘De behoefte is er, net als de bewustwording dat iets niet helemaal goed gaat en dat daar meer aandacht voor nodig is. Hoe je zoiets verandert, is natuurlijk lastig. Met dit eerste onderzoek hopen we de bewustwording hierover te vergroten. In vervolgonderzoek hopen we meer inzicht te krijgen in de vraag wat we hieraan kunnen doen. Maar weet wel: er is geen eenvoudig receptje voor.’ ◼
Deel dit artikel