Op weg naar Rutte IV
Het is voorlopig nog even niet samen sterker verder voor Mark Rutte. Beeld Shutterstock
Het bezinningsweekend vlak na het Kamerdebat van 14 uur waarin premier Rutte de wacht werd aangezegd, kwam goed uit. Aan de paasbrunch zullen de diverse fractieleiders tot het besef zijn gekomen dat iemand wiens partij 34 zetels heeft en daarmee op afstand de grootste is (met ook nog eens 1,9 miljoen stemmen persoonlijk) niet zo gemakkelijk opzij te schuiven is. Zelfs een motie van afkeuring is in zo’n geval tamelijk straffe thee. Als je er politiek gezien echt niet meer uitkomt, moet je Herman Tjeenk Willink erbij halen. En zo geschiedde, na het mislukken van twee duo’s verkenners. Met zijn vele missies om politiek vastgelopen zaken vlot te trekken overvleugelt Tjeenk Willink zo langzamerhand de mythische statuur van Louis Beel, de KVP-politicus (1902-1977) die wat langer geleden de politieke loodgieter voor moeilijke gevallen was. Rust en herstel van vertrouwen waren de belangrijkste agendapunten bij zijn aantreden. Het eerste lijkt te zijn bereikt, over het tweede is pas na verloop van tijd te oordelen. Een snufje oprecht geveinsde deemoedigheid bij de gedoodverfde premier en de belofte dat hij zich zal inzetten voor het veranderen van de gehekelde bestuurscultuur kan eraan bijdragen. Dat is dan het onderlinge vertrouwen in Den Haag; het is de vraag of dat ook lukt met het vertrouwen van de burger in de politiek. Het zal nog even duren voor er een werkbare coalitie is ontstaan. En als niets meer lukt, kun je als informateur altijd nog proberen om mensen los te weken uit hun partij en ze op persoonlijke titel uitnodigen. Beroemd is de “inbraak” van informateur Burger in 1973, die zo twee ministers uit de ARP (Boersma en De Gaay Fortman) in het kabinet-Den Uyl kreeg. Aardig detail: secretaris bij die formatie was een zekere Herman Tjeenk Willink.
Nieuwe bestuurscultuur 1
Volgens oud-premier Ruud Lubbers zijn gedetailleerde regeerakkoorden een vorm van gestold wantrouwen. Beeld Sebastiaan ter Burg
Bestuurscultuur, transparantie en openheid zijn de scrabblewoorden van de maand in politiek Den Haag. Alles moet anders: weg met de coalitieoverleggen waarin alles wordt vastgespijkerd, weg met de regeerakkoorden waarin elk gaatje is dichtgeplamuurd. Mark Rutte is de personificatie van het kwaad geworden nu alles anders moet, maar dat is te veel eer. Wat hij doet, is een vorm van politiek bedrijven die immers al tientallen jaren bestaat. Denk aan de torentjesoverleggen tussen de fractieleiders van de coalitiepartijen en leden van het kabinet. Die zijn ooit bedacht door premier Lubbers, alweer een kleine 40 jaar geleden, en met graagte voortgezet door zijn opvolgers, ongeacht hun politieke kleur. Tijdens het kabinet-Balkenende II – toen er in de nasleep van de ophef die Pim Fortuyn had veroorzaakt ook werd geroepen om “nieuwe politiek” – kwam daar eventjes een eind aan, maar het bleek in de praktijk zo handig dat het al snel weer terugkwam. De wens naar een andere bestuurscultuur is dan ook niet van vandaag of gisteren, alleen was het toverwoord vroeger: dualisme. Ook het verlangen naar compactere regeerakkoorden was er altijd al – waarna in de eerstvolgende formatie toch maar weer een document van tientallen pagina’s in elkaar werd gesleuteld, want je moet toch je eigen wensen beveiligen tegen je coalitiepartners. Zo’n akkoord is een vorm van “gestold wantrouwen”, in de bekende woorden van premier Lubbers, die trouwens zelf de kampioen van de gedetailleerde regeerakkoorden was. Dualisme is mooi, behalve als het even niet goed uitkomt.
Nieuwe bestuurscultuur 2
De Kamer die nu zo hard roept om openheid had trouwens best zelf kunnen beginnen met het goede voorbeeld geven. Toch ging de verkiezing van de nieuwe Kamervoorzitter – zes dagen na het grote debat met de premier – zoals vanouds door middel van een geheime stemming. Al te veel transparantie is kennelijk ook weer niet gewenst. Daarmee is niet gezegd dat het streven verkeerd is, maar een praktijk die in tientallen jaren is gegroeid zet je niet zomaar overboord. Ook voor de wens naar meer tegenmacht en dus versterking van de positie van het parlement geldt immers dat die niet van vandaag of gisteren is. We hebben alweer in 2006 de “Nationale Conventie” gehad, die ook pleitte voor een Tweede Kamer die zich onafhankelijker ten opzichte van het kabinet op zou stellen, bijvoorbeeld met speciale themacommissies en door in het regeerprogramma “toetsbare doelen” op te nemen en op de jaarlijkse verantwoordingsdag te kijken of die zijn gehaald. In 2018 was er de Staatscommissie parlementair stelsel (een van de vele commissies-Remkes), met onder meer de aanbevelingen om als Tweede Kamer met meer ondersteuning vaker zelf onderzoek te doen en de invoering van terugzendrecht voor de Eerste Kamer. Klassiek is natuurlijk de vaak gehoorde wens dat de Kamer zich op hoofdlijnen zou moeten concentreren en meer oog moet hebben voor de uitvoerbaarheid van wetten en regels. Voor dat laatste is zelfs de Tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisaties opgetuigd. Sommige dingen zijn van vandaag op morgen te doen, bijvoorbeeld door niet boven op elk incident te springen met Kamervragen – toch al gauw vijftig tot zestig per maand – of een dertigledendebat. Maar met het pleidooi voor pakweg een Walvisprotocol heeft een Kamerlid meer media exposure dan met een voorstel tot wijziging van de Waterschapswet. Die profileringsdrang zal met zeventien fracties eerder groter dan kleiner worden.
Nieuwe bestuurscultuur 3
De ambtelijke zorgplicht voor het politiek overleven van de minister is niet goed, vindt bestuurskundige Paul ’t Hart. Beeld Paul ‘t Hart
Onderdeel van de nieuwe bestuurscultuur zou ook een andere verhouding tussen ambtenaren en de politiek moeten zijn. Ambtenaren zijn loyale dienaren van de politiek, maar zijn langzaamaan (te) vaak loyale dienaren van de politicus geworden. Centraal staat vaak of iets de minister in moeilijkheden kan brengen. Die ambtelijke zorgplicht voor het politiek overleven van de minister is niet goed, vindt bestuurskundige Paul ’t Hart. In Publiek Denken 24 zei hij daarover: ‘Ambtenaren horen niet bang te zijn voor het vallen van de ministers, maar voor slecht, want ondoordacht, onuitvoerbaar, onrechtvaardig beleid.’ Ook dat is proces dat al jaren aan de gang is. Uit onderzoek is bijvoorbeeld gebleken dat al dik 20 jaar geleden tijdens het tweede Paarse kabinet (1998-2002) bij ambtenaren de oriëntatie op de eigen minister heel sterk was en die op het parlement veel zwakker. De Aanwijzingen externe contacten rijksambtenaren, bekend als de Oekaze Kok, droegen bij aan het “wij-zijsfeertje” waarbij ambtenaren en Kamerleden elkaar niet serieus nemen. En dat, aldus nogmaals ’t Hart, terwijl ambtenaren juist zouden moeten opvangen wat er achter de zoveelste wanhopige schriftelijke vraag van een Kamerlid zit. Het beeld doemt op van de eindeloze reeks Kamervragen van het duo Omtzigt & Leijten in de toeslagenaffaire, waarbij er steeds – ondanks de verzekering dat de Kamer nu echt alles had – toch weer meer documenten bleken te zijn.
Vaccinatiechaos
Het zwalkende vaccinatiebeleid is des te gênanter nu er juist vanuit medische hoek steeds hardere kritiek klinkt. Beeld Shutterstock
Het lijkt een contradictio in terminis: de combinatie van vaccinatie en strategie. Anders gezegd: wie heeft er inmiddels geen kritiek op de besluiten van minister De Jonge? Het verloopt hobbelig met het vaccinatieproces: er zijn te weinig vaccins, er zijn wel genoeg vaccins maar te weinig mensen die voor hun vaccinatie komen opdagen, het AstraZeneca-vaccin is niet goed want het kan een specifieke vorm van trombose veroorzaken, of ja, het is toch wel goed maar alleen voor mensen boven de zestig, of nee, we lassen voor de zekerheid toch maar weer een prikpauze in. Het woord “onnavolgbaar” dringt zich op en de minister holt van talkshow naar talkshow waar hij steeds meer moeite heeft om uit te leggen waarom het gaat zoals het gaat. Dat scheelt van dag tot dag: Nederland bungelde qua vaccinatietempo lange tijd onderaan in de Europese lijstjes, maar schoot half april omhoog en stond ineens in de top tien, met veel onzekerheid of dat zo zou blijven.
Het lijkt een contradictio in terminis: de combinatie van vaccinatie en strategie. Anders gezegd: wie heeft er inmiddels geen kritiek op de besluiten van minister De Jonge? Het verloopt hobbelig met het vaccinatieproces: er zijn te weinig vaccins, er zijn wel genoeg vaccins maar te weinig mensen die voor hun vaccinatie komen opdagen, het AstraZeneca-vaccin is niet goed want het kan een specifieke vorm van trombose veroorzaken, of ja, het is toch wel goed maar alleen voor mensen boven de zestig, of nee, we lassen voor de zekerheid toch maar weer een prikpauze in. Het woord “onnavolgbaar” dringt zich op en de minister holt van talkshow naar talkshow waar hij steeds meer moeite heeft om uit te leggen waarom het gaat zoals het gaat. Dat scheelt van dag tot dag: Nederland bungelde qua vaccinatietempo lange tijd onderaan in de Europese lijstjes, maar schoot half april omhoog en stond ineens in de top tien, met veel onzekerheid of dat zo zou blijven. Het zwalken is des te gênanter nu er juist vanuit medische hoek steeds hardere kritiek klinkt. Huisartsen die toch waarachtig wel ervaring hebben met vaccinaties (de jaarlijkse griepprik) hekelen de omslachtige procedures en de onderverdeling in steeds weer nieuwe groepen en subgroepen. Immunologen vinden een prikpauze zoals we die met AstraZeneca hebben gehad hoogst onverstandig. Trombosedeskundigen waren ronduit verbijsterd dat dit besluit was genomen zonder dat zij zelfs maar hierover waren ingelicht. En terwijl de ic’s weer volstromen waarschuwen de inmiddels tot BN’ers geworden Ernst Kuipers en Diederik Gommers keer op keer dat de urgentie onvoldoende wordt beseft. Dat formuleren ze keurig; Marcel Levi kon zich als CEO van de University College London Hospitals in zijn column in Het Parool een wat ruigere woordkeus veroorloven: “falende betweters”. Leuke weddenschap: wat hebben we eerder, een land met voldoende gevaccineerden of een nieuw kabinet?
Deel dit artikel