Bouwen, bouwen, bouwen
Op naar de 900.000 woningen
Tekst Jelle van der Meulen Beeld Hilbert Krane
Met de woningbouwopgave staat de overheid voor een immense uitdaging. Financiering, meer regie, concrete afspraken en versnelde procedures moeten ervoor zorgen dat we er in 2030 900.000 woningen bij hebben. Hoe moeilijk dat aantal ook te realiseren is, opgeven is geen optie. ‘We blijven zoeken naar wegen waarop we het rond gaan krijgen.’
‘Er is jarenlang te weinig en te duur gebouwd’
Op het moment van onze afspraak bevindt Marja Appelman, directeur Woningbouw bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, zich in het hart van de actie. Ze is net weggereden uit Weert, waar minister De Jonge voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening een woondeal heeft afgesloten met de provincie Limburg en de gemeenten. Intussen is ze onderweg naar Den Bosch, waar de Brabantse woondeal wordt ondertekend. ‘Met de woondeals maken we concrete afspraken over door wie, waar en voor welke doelgroepen we de komende jaren gaan bouwen,’ zegt Appelman.
Orde herstellen De woningbouwopgave is al jaren een prangend probleem. In 2022 bedroeg het tekort zo’n 400.000 woningen. Het kabinet heeft daarom als doel gesteld om 900.000 woningen te bouwen tot en met 2030. Om dat te bewerkstelligen, trekt de rijksoverheid de regie op de woningmarkt weer naar zich toe, na jaren waarin het aan de markt was overgelaten. ‘We hebben het losgelaten als overheden,’ vindt Appelman. ‘Er is jarenlang te weinig en te duur gebouwd. Daar is het probleem ontstaan.’ Het kabinet heeft 11 miljard euro beschikbaar gesteld om de orde op de woningmarkt te herstellen. Appelman legt graag uit waarom er zoveel geld nodig is: ‘Het wordt steeds ingewikkelder en duurder om woningen te bouwen. Voordat de eerste paal de grond in gaat, moeten bijvoorbeeld stikstofproblemen worden opgelost, fabrieken verplaatst of een geluidswal neergezet. Dat kost allemaal veel geld. Daarnaast is het belangrijk om met infrastructuur nieuwe woonwijken bereikbaar te maken.’ Daar gaat met ongeveer 7 miljard euro het grootste gedeelte van het budget naartoe. De woondeals laten zien wat de rol van de overheid is in het bouwdossier. ‘Het is onze taak om te zorgen dat wat er gebouwd wordt, ook aansluit bij de nationale behoefte,’ licht Appelman toe. ‘Uiteindelijk zijn het marktpartijen die bouwen, maar de gemeenten leggen, in overleg met de provincie en rijksoverheid, de bestemmingsplannen vast. Met alle provincies worden nu woondeals afgesloten. Die bevatten dus concrete bouwplannen en bovendien afspraken over wat we doen als er problemen ontstaan, bijvoorbeeld door stikstof of extra kosten.’
Ingewikkelde opgave Nog voordat de inkt van de bouwplannen droog was, ontstonden al zorgen over de haalbaarheid. Stikstof, een gebrek aan geschikte bouwlocaties, de hoge rente en een tekort aan personeel zorgen ervoor dat de plannen direct vertraging oplopen. In 2022 werden uiteindelijk 74.000 nieuwe woningen gebouwd. Het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) becijferde dat de prognose voor dit jaar en volgend jaar rond de 70.000 nieuwe woningen ligt; niet genoeg om het jaarlijkse doel van 100.000 te halen. ‘Ik ben de eerste om toe te geven dat het ontzettend ingewikkeld is,’ zegt Appelman. ‘Maar let wel: dat aantal van 900.000 woningen is geen politieke belofte, het is simpelweg wat noodzakelijk is. Daar komt bij dat migratie het afgelopen jaar bijna is verdubbeld ten opzichte van een jaar eerder. De portemonnee van mensen is door de hoge inflatie ook niet gegroeid, dus ik vrees dat de opgave alleen maar groter wordt.’ De ambities en cijfers naar beneden bijstellen is echter uitgesloten, vervolgt Appelman. ‘De ambitie is de optelsom van alles wat noodzakelijk is. Je kunt niet zeggen: het lukt niet, dus geven we het maar op. We blijven hard werken en zoeken naar wegen waarop het wel kan. Het is te vroeg om te zeggen of we die 900.000 gaan halen, maar de noodzaak neemt in ieder geval toe.’
Regie en tijdwinst Naast financiering en het afsluiten van woondeals wil de overheid bouwprocedures versnellen, vertelt Appelman. ‘Uit onderzoek blijkt dat het wel tot 10 jaar kan duren om van het idee voor een woning te komen tot het punt dat de bewoner de sleutel in het slot steekt. Daar is veel tijdwinst te behalen, onder meer door procedures parallel te organiseren in plaats van achter elkaar. Waar nu bijvoorbeeld vaak eerst planvorming plaatsvindt en daarna pas een participatietraject van start gaat, kan dit elkaar veel sneller opvolgen. Zijn de eerste plannen gereed, ga dan gelijk om tafel met bewoners. Dan voorkom je dat je vergevorderde plannen weer moet wijzigen.’ In het ideale plaatje kan de doorlooptijd van plan tot bouw worden teruggebracht tot 2 jaar, schat Appelman. Op vijf plekken in Nederland wordt daar de komende tijd mee geëxperimenteerd. ‘Het is een utopie dat het op al die plekken zal lukken om het precies in 2 jaar te doen. Maar waar lukt het wel en waarom juist daar? Zo leren we en kunnen we op basis van de resultaten waar nodig processen of wetgeving veranderen.’
‘Voor het geval je er niet uitkomt met elkaar, heb je een stok achter de deur nodig’
‘Het jaar 2024 wordt pas echt spannend voor de woningbouw’
Stok achter de deur Een laatste instrument van de overheid om de woningbouw in goede banen te leiden is het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting. Als die wet wordt aangenomen, krijgen rijksoverheid en provincies meer uitgebreide juridische middelen om te sturen op wat, waar en voor welke doelgroep wordt gebouwd. ‘We maken met de woondeals bestuurlijke afspraken waarbij we de markt en corporaties betrekken,’ legt Appelman uit. ‘Maar voor het geval je er niet uitkomt met elkaar, heb je een stok achter de deur nodig. Dat is de Wet versterking regie volkshuisvesting. Je hoopt die stok niet of nauwelijks te gebruiken, maar hij moet er wel zijn.’ Verschillende partijen zullen uiteenlopende ideeën hebben over wat die regie in de praktijk precies behelst, verwacht Appelman. ‘Voor mij betekent “regie” in dezen om goede afspraken te maken en een stok achter de deur te hebben. Toen we nog druk in de plannenmakerij zaten, was er de nodige scepsis en onzekerheid bij marktpartijen, maar nu hoor ik veel van hen zeggen dat we een goed evenwicht hebben gevonden.’
Twijfels over Omgevingswet Een andere wet houdt de gemoederen in de bouwsector ook al een flinke tijd bezig: de Omgevingswet. De invoering daarvan werd al vijf keer uitgesteld, met nu als beoogde ingangsdatum 1 januari 2024. Maar nog altijd zijn er twijfels of de wet al in werking kan treden. De Raad van State vindt dat het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) beter moet worden getest op gebruiksvriendelijkheid voor burgers. Veel gemeenten hebben eveneens te kennen gegeven dat het DSO nog de nodige kinderziektes kent. Appelman is blij dat de Eerste Kamer inmiddels groen licht heeft gegeven voor de invoering van de Omgevingswet. ‘Vanuit Woningbouw kan ik beamen dat de wet echt nodig is,’ zegt ze. ‘Het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting bouwt er ook weer op voort, dus willen we vaart maken, dan is de Omgevingswet echt onmisbaar.’ De problemen en zorgen die er nu zijn, zijn volgens Appelman kenmerkend voor iedere periode van transitie. ‘Wij kennen de zorgen, maar spreken ook veel gemeenten die andere geluiden laten horen. Je kunt al die gemeenten niet over een kam scheren. Ik hoor zat gemeenten die vooral duidelijkheid willen over de invoeringsdatum van de wet. Die onzekerheid is eigenlijk het lastigst.’
Strijdbaar Appelman is optimistisch gestemd over de bouwopgave, maar zeker niet naïef, benadrukt ze: ‘De problemen rondom de economie en stikstof maken het echt ingewikkeld. Maar ik ben strijdbaar en zie eenzelfde strijdbaarheid bij mijn collega’s, bij corporaties, bij bouwbedrijven en bij ontwikkelaars. Wij gaan allemaal vol voor het realiseren van al die woningen.’ Hoewel de economische omstandigheden momenteel niet rooskleurig zijn, verwacht Appelman ‘een bouwjaar dat niet tegenvalt’. ‘Volgend jaar wordt het pas echt spannend voor de woningbouw. De rente blijft waarschijnlijk hoog, waardoor consumenten het spannend vinden om een huis te kopen en beleggers misschien geneigd zijn hun geld liever in rente te stoppen dan in vastgoed. Aan ons de taak om met elkaar te regelen dat we toch genoeg gaan bouwen in 2024. Krijgen we dat voor elkaar, dan moet het goedkomen richting 2030.’ ◼
Deel dit artikel