Ruim baan aan vakmanschap*
Medicijn tegen Georganiseerde Domheid
* Waar van toepassing aanpassen aan de gewenste genderidentiteit
Tekst Paul Iske Beeld Shutterstock
Er is te weinig ruimte voor vakmensen om hun kennis optimaal te benutten in een wereld die geregeerd wordt door soms complexe systemen, zegt Paul Iske. Vakmanschap moet je de kans geven om te groeien en dat kan alleen wanneer mensen mogen proberen, mislukken en van ervaringen leren. We kunnen enorme hoeveelheden geld investeren in ict-systemen, AI en andere technologische zaken, maar we moeten blijven uitkijken voor de bekende formule NT+OO=DOO, wat staat voor: Nieuwe Technologie in een Oude Organisatie geeft een Dure Oude Organisatie.
In een juiste symbiose van mens en machine behoudt of krijgt de vakman de ruimte om zelf mee te bepalen en mee te beslissen
‘In veel organisaties is het omgaan met informatie een vak apart’
In onze samenleving spreekt men al geruime tijd over de kennismaatschappij en over kenniswerkers. Hiermee wordt bedoeld dat een substantieel deel van de (economische) groei in de samenleving voortkomt uit kennis en dat de meeste mensen kennis als belangrijkste productiefactor inzetten. Er zijn vele definities van kennis. Belangrijk is om je af te vragen wat de rol van kennis is. Wanneer en hoe gebruik je die? Je zou kunnen zeggen dat je kennis nodig hebt om beslissingen te kunnen nemen of om handelingen te selecteren en uitvoeren. En daar heb je Inzichten (opgedaan in het verleden), Informatie (beschrijft de situatie in het heden) en Ideeën (wat wil je in de toekomst bereiken) voor nodig. Kortom: K = I3 (Kennis = Inzichten x Informatie x Ideeën). Voor de vakman geldt in het bijzonder dat deze op basis van kennis acteert. Vaak associeert men een vakman met iemand die het “vak” door en door kent en zich onderscheidt door het leveren van “vakwerk” of resultaten van hoge kwaliteit. Dat vak hebben ze vaak grotendeels in de praktijk geleerd. Ik heb veel professionals gevraagd naar de aard van hun werk en zonder uitzondering geven ze aan dat deze altijd een verhouding is van routinematig en improviserend werk. Door te leren in de praktijk worden routinematige activiteiten steeds efficiënter en zouden in principe ook meer mogelijkheden ontstaan om te improviseren. Daar moet de organisatie dan wel de ruimte voor bieden. Om verschillende redenen is die ruimte kleiner dan mogelijk en/of gewenst.
Vak apart In veel organisaties is het omgaan met informatie een vak apart. En in de dynamische, complexe wereld waarin wij leven, vereist het nieuwe vaardigheden om de tsunami aan informatie aan te kunnen. Maar niet alleen de hoeveelheid informatie neemt rap toe, ook de bedrijfsprocessen worden steeds complexer. Dit werd nog eens bevestigd in een recent rapport, de Staat van de Uitvoering (Bitly.ws/zGpI), waarin uitvoeringsorganisaties (denk aan de Belastingdienst, UWV, DUO, CBR, IND, enzovoort.) de uitdagingen beschrijven van het omgaan met steeds complexere wet- en regelgeving, wat voor steeds grotere uitdagingen zorgt voor zowel de uitvoeringsorganisaties zelf als voor de burgers en bedrijven. Een belangrijke oorzaak voor de problematiek is dat wetten en regels “perfect” lijken te moeten zijn, wat wil zeggen dat ze alle situaties en uitzonderingen moeten kunnen beschrijven. Het hele leven moet passen in de modellen. Maar dat is eigenlijk helemaal niet de functie van een model: een model is een vereenvoudigde beschrijving van de werkelijkheid, waarmee men de relevante eigenschappen van een systeem kan beschrijven en/of voorspellen. Het lijkt erop dat de bedenkers van wetten en regels, en daarmee de ontwikkelaars van ondersteunende systemen, alles relevant vinden en de meest zeldzame situaties per se willen afdekken. Maar waarom wil men dat? Waarom is het niet genoeg om met veel eenvoudiger wetten, regels, systemen een grote meerderheid van de gevallen aan te kunnen en voor het overblijvende kleine deel, te vertrouwen op het vakmanschap van de medewerker?
Grote deuk Laat mij een voorbeeld geven uit mijn eigen persoonlijke omgeving. Eind 2022 parkeerde de vriend van mijn dochter ’s ochtends hun (eigenlijk mijn) auto, kort nadat hij mijn dochter had afgezet. Toen zij aan het eind van de dag de auto weer ophaalden, bleek deze een grote deuk in het portier te hebben, duidelijk als gevolg van een aanrijding. Helaas bleek de veroorzaker niet het fatsoen te hebben om gegevens achter te laten. En er was niemand (meer) die kon getuigen. De twee deden aangifte bij de politie. Aangezien de dader spoorloos was, raadde ik ze aan om naar het Waarborgfonds te stappen. Immers, op de site van het Waarborgfonds staat: ‘Het Waarborgfonds Motorverkeer is er voor iedereen die door een motorvoertuig schade heeft geleden en met die schade niet terechtkan bij de eigen verzekeraar. Bijvoorbeeld als de veroorzaker is doorgereden, niet verzekerd is of reed in een gestolen motorvoertuig.’ Let vooral op het woordje “iedereen”. Toen zij alle formulieren hadden ingevuld, kregen ze na een paar weken reactie. Hun claim was niet-ontvankelijk, want er waren geen getuigen en ook het verhaal van mijn dochter telde niet mee, aangezien zij niet kon verklaren dat de auto onbeschadigd werd geparkeerd omdat zij zelf 2 minuten daarvoor was uitgestapt (hetgeen ze eerlijk had aangegeven).
Plek des onheils Ik had uitgebreid contact met een medewerker van het Waarborgfonds, de hele situatie uitgelegd en ook verklaard dat ik zelf de auto onbeschadigd had zien wegrijden. Wij wonen 5 minuten van de plek des onheils. Dezelfde medewerker, die mij had aangeraden dit ook schriftelijk te melden, gaf na een paar dagen aan dat ook dit geen invloed had op de beslissing en dat de claim was afgewezen. Uiteraard voelde dit als zeer onrechtvaardig, maar voor dit verhaal wil ik op iets anders wijzen. Wat is de rol van de medewerker hier? Het moet toch vreselijk zijn om niets toe te kunnen voegen aan een geautomatiseerd, dichtgeregeld proces dat losstaat van de werkelijkheid? Met de informatie die wij hebben verschaft, ons claimverleden en de aard van de beschadigingen (waarvoor men niet de moeite heeft genomen om die te onderzoeken), had iemand met ervaring geconcludeerd dat er geen andere verklaring was voor de beschadiging dan die wij hebben gegeven. Als vakman moet het frustrerend zijn om niet je ervaring en gevoel in te kunnen zetten. Overigens lijkt de procedure er vooral op gericht om te voorkomen dat ten onrechte wordt uitbetaald, wat dus belangrijker lijkt te zijn dan dat iemand ten onrechte niet wordt betaald, hetgeen dus een teken is van geïnstitutionaliseerd wantrouwen.
Menselijke Intelligentie Dit voorbeeld toont aan dat er te weinig ruimte is voor vakmensen om hun kennis optimaal te benutten in een wereld die geregeerd wordt door soms complexe systemen. Zoals onder meer uit de Staat van de Uitvoering blijkt, worstelen veel ambtenaren met dit probleem. Een nieuw trend is om dit te adresseren met AI, wat schijnt te staan voor Artificiële Intelligentie, oftewel Kunstmatige Intelligentie. In de benaming zit al een potentieel probleem, want kunstmatig suggereert een vervanging, ofwel Alternatieve Intelligentie. Veel beter zou het zijn om de afkorting AI te laten staan voor Aanvullende (of Additionele) Intelligentie. De beste resultaten ontstaan wanneer we de Menselijke Intelligentie (dan ook met hoofdletters!) complementeren met de mogelijkheden van computers, de Aanvullende Intelligentie. In een dergelijke symbiose van mens en machine behoudt of krijgt de vakman de ruimte om zelf mee te bepalen en mee te beslissen. Natuurlijk is dat geen garantie dat alles zonder problemen zal verlopen. Als in complexe zaken een deel van de beslissingen op basis van ervaring en gevoel worden genomen, dan zullen ook dingen misgaan. Maar dat zijn dan wel Briljante Mislukkingen en dat zijn vaak belangrijke leermomenten. Juist voor de vakman die daarmee zijn kennis, vooral zijn inzichten, ziet vermeerderen.
DOO Vakmanschap moet je de kans geven om te groeien en dat kan alleen wanneer mensen mogen proberen, mislukken en van ervaringen leren. We kunnen enorme hoeveelheden geld investeren in ict-systemen, AI en andere technologische zaken, maar we moeten blijven uitkijken voor de bekende formule NT+OO=DOO, wat staat voor: Nieuwe Technologie in een Oude Organisatie geeft een Dure Oude Organisatie. In zo’n organisatie krijgen we dingen wel die niemand wil of dingen niet die we juist wel hadden gewild. En vaak weet niemand meer hoe het komt dat we deze resultaten kregen. Hier heerst de Georganiseerde Domheid. Het belangrijkste medicijn hiertegen wordt juist gevormd door vakmanschap: door mensen die het verschil maken omdat ze weten waar het over gaat en met hun kennis het goede willen doen. Dat hoort bij een menselijke maatschappij. ◼
‘Vakmanschap groeit als mensen mogen proberen, mislukken en leren’
Deel dit artikel