Tekst Maurits van den Toorn
Sloom
Reizigers uit China die aankomen op Schiphol moeten sinds kort beschikken over een negatief testresultaat. Beeld Shutterstock
Nu China het coronabeleid van de ene op de andere dag heeft afgeschaft, stijgt het aantal besmettingen tot ongekende – en vooral onbekende – hoogte. Alle reden om voorzichtig te zijn met de komst van reizigers uit China. Begrijpelijk dus dat veel landen (in de EU, maar ook Groot-Brittannië en de Verenigde Staten) al in december maatregelen namen, zoals een verplichte coronatest bij aankomst. Begin januari adviseerde de EU bovendien om een negatieve coronatest te verlangen van iedereen uit China. Nederland vond het allemaal niet zo nodig, het aanbieden van een vrijwillige coronatest op Schiphol was wel genoeg. Bovendien was er, aldus minister Kuipers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), geen wettelijke basis voor maatregelen. De tijdelijke coronawet geldt immers niet meer en de nieuwe wet ligt nog bij de Eerste Kamer. Die was niet van zins om eerder van reces terug te komen voor een snelle behandeling. Zo’n 2 dagen later bleek het ineens mogelijk om, op grond van de artikelen 7 en 54 van de Wet publieke gezondheid, toch maatregelen te nemen. Toch een wettelijke basis dus. Eind goed, al goed, zou je kunnen zeggen. Maar waarom duurde het 2 weken langer dan in andere landen voor er maatregelen werden genomen? Het gevoel van urgentie lijkt opnieuw niet bijster groot.
Geneesmiddelentekort
Soms is besluitvorming onnavolgbaar. De casus: in Nederland is al jarenlang een tekort aan geneesmiddelen. In het vorige kabinet had minister Bruins van VWS het er al druk mee. In 2019 stelde hij voor een noodvoorraad aan te leggen en meer cruciale geneesmiddelen in Europa te produceren. Toen kwam corona en werd het met de grote behoefte aan vaccins nog eens extra duidelijk hoe afhankelijk Nederland en Europa zijn van producenten in China en India. Hoog tijd om daar wat aan te doen, zou je zeggen. Als indicatie van het probleem: in 2022 was ruim 1500 keer een geneesmiddel 2 weken of langer niet verkrijgbaar, aldus de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie. Nederland heeft een producent van generieke (patentloze) geneesmiddelen, de firma InnoGenerics, maar die ging failliet. Het bedrijf in de lucht houden was volgens minister Kuipers van VWS niet mogelijk omdat daarvoor vervolginvesteringen nodig zijn ‘waar op dit moment de hoogte niet van kan worden ingeschat. Geen andere partij bleek bereid mee te willen investeren’, meldde hij in december aan de Kamer. Problematisch, zou je zeggen, maar volgens de minister niet: ‘In de meeste gevallen … is er voorlopig nog voldoende voorraad of zijn er vervangende geneesmiddelen beschikbaar.’ En als de voorraden op raakten, dan mochten vergelijkbare geneesmiddelen worden geïmporteerd uit het buitenland. Maar het was toch kabinetsbeleid om minder afhankelijk te worden van het buitenland? Uiteindelijk was er toch een investeerder en kan InnoGenerics een doorstart maken. Ook hier dus – ondanks de onnavolgbare besluitvorming – toch eind goed, al goed.
Chatberichten
Er is een nieuw adviesorgaan: het onafhankelijke Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding (ACOI), ingesteld volgens de Wet open overheid (Woo) om te adviseren over de Woo, de informatiehuishouding en de archiefwet. Het eerste advies, met de pakkende titel ‘Kan dit weg?’ ‘Nee’, gaat over het beheren en bewaren van chatberichten. Aanleiding daarvoor was het nieuws dat minister-president Rutte stelselmatig sms-berichten van zijn verouderde telefoon verwijderde. Volgens de Archiefwet was dat wissen niet toegestaan, aldus de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed in oktober vorig jaar, maar het handmatig selecteren en opslaan van alle chatberichten is niet te doen. Het ACOI vindt daarom dat de overheid chatberichten van personen in sleutelfuncties geautomatiseerd op moet slaan in een beheersysteem van de organisatie. Het gaat dan om alle werkgerelateerde chatberichten van bewindslieden, bestuurders en de ambtelijke top. ‘Chatberichten van bewindslieden en bestuurders zijn van blijvende waarde, ook voor toekomstig historisch onderzoek. Daarom moeten deze chatberichten blijvend worden bewaard en gearchiveerd.’ Minister Bruins Slot van Binnen-landse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft al laten weten dat ze het advies overneemt. Grote kans dus dat er over niet al te lange tijd een nieuw ict-project van start gaat om dit te realiseren.
Snellere procedures
Minister De Jonge voor Volkshuisvesting wil de ontwikkeltijd van bouwprojecten verkorten. Beeld Shuttterstock
Het is de droom van elke politicus die wil ‘doorpakken’ (aldus de CDA-slogan bij de vorige verkiezingen): kortere procedures en dus sneller resultaat. Ook minister De Jonge voor Volkshuisvesting gaat het proberen, zo blijkt uit de brief die hij medio januari naar de Kamer stuurde. Nu is dat niet iets om flauw over te doen. Zijn inspanningen om het tekort aan woningen zo snel mogelijk te verminderen verdienen alle waardering. De minister wil met een ‘Plan van aanpak versnellen processen en procedures woningbouw’ stappen tegelijkertijd zetten in plaats van na elkaar en de ontwikkeltijd van bouwprojecten zo verkorten, met jaren zelfs. Hij belooft extra geld voor gemeenten en provincies om extra personeel in te huren en regionale samenwerkingen op te zetten. Woningzoekenden krijgen ‘een stem en gezicht’ zodat niet alleen de tegenstanders gehoord worden, bouweisen worden zo veel mogelijk gestandaardiseerd en de fase van bezwaar en beroep wordt versneld. Dat laatste gebeurde ook al in de Crisis- en herstelwet (Chw) waar het vierde kabinet-Balkenende in 2009 mee kwam om de realisering van bouwprojecten te versnellen. Dat zou tijdelijk zijn, maar in 2013 werd de tijdelijkheid geschrapt waardoor de Chw nog steeds van kracht is (tot invoering van de Omgevingswet). Uit het nieuwe plan van aanpak van De Jonge blijkt dat de Chw kennelijk toch niet heeft opgeleverd wat ervan werd verwacht.
Geen uitstel meer
Minister Adema van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Beeld Rijksoverheid/Martijn Beekman
Je zou het met alle gedoe rond stilgelegde bouwprojecten bijna vergeten, maar er is ook nog steeds een probleem met mest (en dus ook stikstof). Nu mag er in Nederland, op grond van een Europese derogatiebeschikking, afhankelijk van het soort grond dierlijke mest met maximaal 240 kilogram stikstof per hectare per jaar worden gebruikt. Tot 2026 moet dat verminderen tot 170 kilogram per hectare per jaar, de norm die voor alle EU-lidstaten geldt. Dit ter bescherming van de kwaliteit van het oppervlaktewater zoals vastgelegd in de Kaderrichtlijn Water. Die vermindering gaat stapsgewijs, maar minister Adema van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit besloot dat 2023 een overgangsjaar zou worden voor een aantal maatregelen: bufferstroken langs sloten en bepaalde vormen van gewasrotatie zouden pas in 2024 moeten. In gewonemensentaal betekent dat dus een jaar uitstel. Argument daarvoor was dat de nieuwe derogatiebeschikking van de EU-Commissie zo laat was afgekomen dat het te kort dag was om die nog in 2023 in te voeren. Medio december verwachtte Adema nog dat Nederland en Brussel daar in gesprekken ‘wel uit zouden komen’, maar dat viel toch tegen. In januari moest de minister halsoverkop de Grüne Woche (’s werelds grootste agrarische beurs) in Berlijn verlaten om de kwestie in de ministerraad te bespreken. De uitkomst: de nieuwe regels treden met ingang van maart dit jaar in werking. Nadat de rechtbank en de Raad van State dat eerder hadden gedaan, heeft nu ook Europa een geitenpaadje in het stikstofbeleid afgesloten.
Het mag niet, maar mag toch wel
Het was even een klein relletje tijdens corona: de landmacht bleek op eigen houtje gegevens van burgers te verzamelen om hun opvattingen en gedrag tijdens corona in kaart te brengen. De rapportages daarover werden zowel binnen als buiten de krijgsmacht verspreid. Zo’n onderzoek mag niet zomaar. Nadat een en ander aan het licht was gekomen zette voormalig minister Bijleveld van Defensie de activiteiten van het Land Information Manoeuvre Centre (LIMC) stop. De commissie-Brouwer die de gang van zaken vervolgens heeft onderzocht stelt in haar rapport Grondslag gezocht dat de landmacht zich ‘onvoldoende [heeft] gerealiseerd welke juridische en beleidsproblemen dit opriep’. Tegelijk pleit de commissie ervoor het leger meer mogelijkheden te geven om ‘informatiegestuurd op te treden’ door de juridische kaders aan te passen. Dat gaat dan ook gebeuren, liet minister Ollongren van Defensie al weten. Wat eerst niet mocht, mag binnenkort dus wel. Een interessante opmerking in het rapport van de commissie is dat er binnen de landmacht wel degelijk twijfel bestond over de juridische basis van het LIMC, maar die bezwaren werden genegeerd. De oplossing van dit probleem was simpel: ‘Juristen van zowel het ministerie als van de staven van de landmacht, die bedenkingen met betrekking tot de activiteiten van het LIMC hebben geuit, staan niet op de verzendlijst,’ schrijft de commissie. Ergo: wat niet ziet, wat niet deert. Het doet denken aan de gang van zaken bij de Belastingdienst, waar een kritisch memo over de kinderopvangtoeslagen werd genegeerd en vervolgens verdween.
Deel dit artikel