Programmadrukte
Het openbaar bestuur kent zo haar modegrillen. We kunnen er allemaal wel een aantal opnoemen. Tegenwoordig staat de opgave centraal. We werken vanuit de bedoeling. En natuurlijk draait het allemaal om de menselijke maat. Het zijn van die prachtige mystificerende concepten, waarbij iedereen een eigen interpretatie kan hebben zonder dat dit ons in de weg hoeft te staan. We spreken dezelfde taal en dus denken we dat we elkaar begrijpen. Niets is minder waar. Maar dat terzijde. Ik wilde deze keer stilstaan bij een interessante paradox die ontstaat als een bepaald idee of concept snel heel populair wordt. De paradox is dat een dergelijk concept dan aan haar eigen populariteit ten onder gaat. Of in ieder geval enorm aan kracht inboet. Laat ik een voorbeeld noemen. Tegenwoordig wordt er binnen het openbaar bestuur veel gewerkt in programma’s. Die programma’s zijn bedoeld als een soort buitenboordmotor, buiten de bestaande lijnorganisatie, om een bepaalde opgave te realiseren die op de gebruikelijke wijze minder makkelijk aangepakt kan worden. Bijvoorbeeld omdat die opgave nu eenmaal de betrokkenheid van veel verschillende partijen noodzaakt of omdat zij vraagt om onorthodoxe aanpakken.
Arwin van Buuren is bijzonder hoogleraar bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Die hulpstructuur is populair. Door iets een programma te noemen, laat je zien dat je het thema serieus neemt. Je organiseert wat vrijheidsgraden en maakt dat mensen over institutionele scheidslijnen kunnen samenwerken. In de wirwar van activiteiten binnen een overheidsorganisatie maak je een bepaalde set activiteiten zichtbaar en belangrijk. En dat kan enorm helpen om zaken voor elkaar te krijgen. En dus zijn programma’s niet meer weg te denken. Een beetje aanpakker maakt van zijn of haar een klus een programma. En zo is een enorme programmadrukte ontstaan. En onbedoeld vormen de vele hulpstructuren tezamen een geweldige institutionele chaos. Waar we eerst de verkokering en grensconflicten in de lijn aantroffen, hebben we die nu tussen programma’s. Als dan ook het opdrachtgeverschap en mandaat zwak is of halfslachtig is vormgegeven, leiden al die programma’s tot veel gedoe, maar gebeurt er weinig. Programma’s hebben alleen meerwaarde als ze met zorg worden gekozen en ook daadwerkelijk iets essentieels toevoegen aan de lijnstructuur. Maar vooral als ze – zo tegen het einde van hun levensduur – zichzelf overbodig hebben gemaakt en de lijn veerkrachtiger en intelligenter achterlaten. Met een variant op een bekend gezegde uit de sfeer van de verslavingspreventie: pak door, maar programmeer met mate!
Deel dit artikel