De politieke macht van het midden
Populisten, ophitsers of schreeuwers?
Tekst Mark van Ostaijen Beeld ANP Foto
Het zal de komende tijd in de media veel gaan over de verkiezingen in november. En zet u maar schrap, want ik voorzie dat alle nieuwe fractieleiders zullen werken aan hun zichtbaarheid. Vooruitlopend daarop waag ik me aan nog een kleine voorspelling: het wordt dringen in het midden.
‘Een midden bestaat bij de gratie van flanken’
Neem de nieuwbakken lijsttrekker van het CDA, Henri Bontenbal. Hij staat voor een partij die gaat opereren ‘vanuit het midden’. In zijn Rotterdams geïnspireerde campagnefilmpje zegt hij het onomwonden: ‘Ik kies voor een politiek vanuit het midden. Midden in de samenleving. Midden tussen de mensen.’ Het is in overeenstemming met de typische CDA-focus op het maatschappelijk middenveld. Zoals de eerste lijsttrekker van het CDA en later premier Dries van Agt in 1976 al stelde: ‘Wij buigen niet naar links. Wij buigen niet naar rechts.’ Maar de focus op het midden is ook te bemerken bij Rob Jetten, de nieuwe lijststrekker van D66. Hij stelde dat ‘hij vanuit het midden tegenstellingen gaat overbruggen’. Volgens hem zal er vanuit het midden moeten worden samengewerkt. Ook Caroline van der Plas heeft een voorkeur voor een coalitie ‘rechts van het midden’. Zoals gezegd, het wordt er druk. Niet voor niets vierde de Volkskrant een ware terugkeer van het midden.
Suggestie van stabiliteit Politici refereren graag aan het midden of positioneren zichzelf graag als middenpartij. Want dat suggereert namelijk stabiliteit. Maar wie of wat het midden is, is een hoogst politieke claim. Want het is geen natuurlijk gegeven of vaststaand punt. Het is eerder een normatieve constructie, een strategische vorm van politieke framing. Of zoals de Schotse politiek econoom Mark Blyth stelt: ‘Het midden is een betwistbaar begrip en politici kunnen dat midden in hun voordeel verschuiven.’ Het is dus niet gek dat CDA en D66 hun centrale positie al opeisen. Die partijen weten: niemand is tegen een midden. Al helemaal niet in Nederland. Hier is het midden een belangrijk referentiepunt. Want het beantwoordt aan de typisch Nederlandse wens naar evenwicht, compromis en verbinding, het harmoniemodel. En het harmoniemodel heeft als belangrijkste wapenfeit het compromis.
Strategische claim In Nederland lijken we in de veronderstelling te leven dat er zoiets als een vaststaand midden is. Dat is niet specifiek Nederlands maar komt voort uit het aristotelische idee van een essentialistisch midden als anker van sociale stabiliteit. In de late jaren negentig voerden de Duitse sociaaldemocraten al campagne met de slogan Die neue Mitte, terwijl later ook de christendemocratische Merkel claimde Die Mitte te zijn: ‘Hier in der Mitte sind wir – und nur wir.’ Er is naar mijn idee maar één persoon in Nederland die met recht het midden kan claimen. In Roosendaal, de stad waar ik opgroeide, introduceerde de destijds nieuwe burgemeester zich als echt iemand van en uit het midden. Ik denk dat burgemeester Han van Midden dat – met een knipoog – terecht doet. Dat kan, met zo’n naam, ook haast niet anders. Maar alle gekheid daargelaten, een claim op het politieke midden is doorgaans een strategische claim die meestal gepaard gaat met een aanvullende agenda en beslag legt op de manoeuvreerruimte van concurrerende partijen. Met die claim proberen politieke partijen om zich te presenteren als het ‘redelijke alternatief’ (D66), als een partij waarin men ‘samenwerkt met elkaar en niet tegen elkaar’ (PvdA/GroenLinks). Want een middenpartij overbrugt tegenstellingen.
Niet-constructief Maar die claim blijft niet zonder gevolgen. Want hij duwt al het andere naar de politieke randen. Een midden kan alleen bestaan bij de gratie van flanken. En die moeten zich in de aankomende maanden inhoudelijk nog aftekenen. Let maar op tijdens de aanstaande verkiezingscampagne. We kunnen de klok er op gelijkzetten dat er gesproken gaat worden over polarisatie, over moddergooien of over schreeuwers en ophitserij. De toon van het debat of de verruwing van het taalgebruik wordt gehekeld of een uitspraak wordt als populistisch afgedaan. Niet vreemd opkijken als dat soort kwalificaties komen vanuit het zelfbenoemde midden. Vanuit een middenpositie is het namelijk makkelijker om anderen te ridiculiseren. De wens er samen uit te komen is te verklaren vanuit het eerdergenoemde harmoniemodel. Het polderoverleg is niet voor niks een van de belangrijkste institutionele gevolgen daarvan. Het stelde bijvoorbeeld Mark Rutte in staat om in 2019 campagne te voeren met de slogan “Kies voor doeners, niet voor schreeuwers” en “Stop met schreeuwen, met naast elkaar staan bereik je meer in een land dan met tegenover elkaar staan”.
‘De politiek is bij uitstek de plek voor polarisatie’
Dissensus als verbindingsfactor Datzelfde polderoverleg stelde SCP-directeur Karen van Oudenhoven-van der Zee in staat om zich af te vragen of we ‘de aanstaande verkiezingen in kunnen gaan zonder te polariseren’. Zo zegt ze in het FD: ‘Als politieke partijen wegblijven van compromissen zoeken vanuit gepolariseerde posities, dan dreigt de klem waarin we de afgelopen periode zaten, voort te bestaan.’ Natuurlijk mag je in een formatie wat anders verwachten, maar de wens tot niet-gepolariseerde verkiezingen is een apolitieke wens en miskent volledig dat politiek bij uitstek de plek is voor polarisatie, het vormen van stellingen en tegenstellingen. Het miskent dat de politiek bij uitstek de plek is waar dissensus als verbindingsfactor belangrijker is dan consensus. Sterker nog, consensus is het einde van de politiek, zoals de Franse filosoof Jacques Rancière stelt.
Politieke positie Vanuit dat harmoniemodel melden politici zich weer in het politieke midden en jubelen journalisten bij de heropleving van dat midden. Maar in een democratie is een claim op het midden geen onschuldige claim. Het is een politieke machtsclaim met gevolgen. Het is een politieke en culturele claim op de norm en de afwijking. Op het midden en de flanken. Op datgene wat er redelijkerwijs gezegd mag worden, en wat daar absoluut buiten valt. En wie gezien moet worden als populist, als ophitser of schreeuwer. De vraag is hoe redelijk en verbindend dat is. Zodoende, een claim op het midden is vaak een middel voor iets anders. Wie het midden claimt, claimt vooral een politieke positie. En het innemen van een politieke positie gebeurt in een democratie altijd in relatie en ten opzichte van anderen. Wie het midden claimt heeft dus altijd wat uit te leggen. ◼
Mark van Ostaijen is als bestuurssocioloog verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en Managing Director van het Leiden-Delft-Erasmus Centre Governance of Migration and Diversity.
Deel dit artikel