Stekeltjes in sturingsland
Wie geen vreemdeling is in het land van overheidssturing, zal ongetwijfeld alle modieuze termen rond nieuwe vormen van sturing wel kennen. Je kunt er menig buzzword bingo mee vullen. Tegenwoordig hebben we naast de klassieke lijnsturing, ook – om er maar een paar te noemen – programmasturing, opgavesturing, gebiedsgerichte sturing of transitiesturing. En natuurlijk, deze diversificatie van sturingsvormen is alleszins begrijpelijk en ook absoluut broodnodig. Andere tijden stellen andere eisen aan overheden. Als opgaven complexer worden, moet je daarin mee kunnen bewegen. En de ene opgave is de andere niet. Het is goed om dat te onderkennen en dat te verdisconteren in je aanpak. So far, so good. Maar toch zitten er een paar stekelige kantjes aan deze ontwikkeling. Het eerste stekeltje is wel dat de neiging onweerstaanbaar lijkt om al deze aanpakken tot achter de komma te beschrijven en daarmee toch weer te standaardiseren. Terwijl de crux natuurlijk is dat je dit soort aanpakken met gezond verstand en een zekere frivoliteit moet benutten. Voor je het weet zit je in een nieuw keurslijf. Een tweede stekeltje heeft alles te maken met de ‘sedimentatie in sturingsstijlen’ zoals de NSOB dat eerder beeldend omschreef. Deze metafoor duidt op het feit dat sturingsstijlen niet verdwijnen, maar dat de ene sturingsstijl over de andere heen komt. Ze blijven allemaal present. Wat de metafoor minder goed duidelijk maakt, is dat ze meestal niet zo goed mengen. Of elkaar soms ronduit in de weg zitten. En daarmee soms meer coördinatievragen met zich meebrengen dan oplossen.
Arwin van Buuren is bijzonder hoogleraar bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Dat brengt me bij een derde stekeltje. Plat gezegd: deze sedimentatie in sturingsstijlen is simpelweg ook gewoon best duur. Elke nieuwe vorm van overheidssturing brengt haar eigen professionals en ondersteuners met zich mee, terwijl de staf rondom bestaande sturingsvormen niet noemenswaard krimpt. Keuzes maken vinden we moeilijk, laat staan ergens mee stoppen. Sterker nog, en daar hebben we een laatste stekeltje: het is maar zeer de vraag of al die nieuwe vormen van sturing uiteindelijk niet het onvermogen in “de lijn” om met de groeiende complexiteit van maatschappelijke vragen om te kunnen gaan, vergroot in plaats van verhelpt. Je kunt wel overal een separaat apparaat voor optuigen, maar de vraag is of het niet beter is om te bouwen aan een organisatie die – zoals dat dan chic wordt genoemd – situationeel kan handelen en kan schakelen tussen diverse vormen van sturing. Nou ja. Situationele sturing dus. Hebben we er weer eentje bij. Voorbij de verstarring, de sedimentatie en de stapeling. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Want laat de bureaucratie nu net uitgevonden zijn om precies het tegenovergestelde te garanderen. Daar is het laatste woord nog niet over gezegd. Maar dan toch even een hartenkreet: dat probleem lossen we niet op door de bal bij die arme ambtenaar neer te leggen met een pleidooi om vooral meer lef en daadkracht te tonen!
Deel dit artikel