Een onsje kunst, alstublieft
Cultuur is meer dan individuele consumptie
Tekst Ivana Ivkovic Beeld ANP Foto
In het nieuwe regeerakkoord is cultuurbeleid onder het kopje Cultuur en creatieve industrie ondergebracht, en dat spreekt boekdelen. Verpakt in die paar woordjes zit een hele visie op wat cultuur is: het is een productiesector die cultuurproducten voortbrengt. Maar kunst en cultuur zijn meer dan shampoo of suiker en het ondersteunen van makers is breder dan het stimuleren van cultureel ondernemerschap. Maar zelfs de sector zelf lijkt dat niet altijd te beseffen.
‘De kwetsbaarheid van kunst en cultuur is het gevolg van politieke keuzes’
Wat ik zeg, klinkt misschien wat cynisch. Zeker als je bedenkt dat het regeerakkoord ook erkenning lijkt te geven aan het ‘wezenlijke belang van cultuur voor onze samenleving’, en de nijpende situatie waarin de cultuursector zich na vele lockdowns bevindt: ‘Corona toonde het innovatievermogen van de cultuursector, maar ook haar kwetsbaarheid,’ ronkte het regeerakkoord. En voegde daaraan toe dat een structurele investering van 170 miljoen euro per jaar soelaas moet bieden en zorgen voor een heropleving. Toch denk ik dat corona niet zozeer de kwetsbaarheid van de culturele sector heeft getoond, maar vooral heeft laten zien dat die kwetsbaarheid een gevolg is van politieke keuzes. En dat het met innovatie in de sector niet zo goed is gesteld als het nieuwe kabinet zou willen. Corona laat een sector zien die zo bezig is zichzelf draaiende te houden dat deze met weinig innovatiefs komt. Een voorstelling streamen is volgens mij al vele jaren niet innovatief te noemen, en dat die vele lockdowns culturele vernieuwing op gang hebben gebracht: nou, nee. Dat maakt bewering van het nieuwe kabinet des te pijnlijker: niet alleen omdat er grenzen zijn aan wat je met innovatieve oplossingen kunt repareren, maar vooral omdat ze zo manifest onwaar zijn.
Mooi en hoopvol We houden onszelf voor de gek door te denken dat cultuur, ondanks alles, toch doorgaat met minder geld, minder publiek, zonder publiek, met online streaming, of toch maar een dvd’tje. De cultuursector sputtert weliswaar tegen en probeert het eigen belang te benadrukken met acties, zoals onlangs met Kapsalon Theater, maar het ironische is dat dit gebaar de intrinsieke waarde van kunst en cultuur eerder onderuithaalt dan benadrukt. Laat zo’n actie juist niet zien dat de cultuursector zichzelf ook ziet als een business sector, en niets liever wil dan een terugkeer naar business as usual? Zo te zien delen de cultuursector en dit kabinet een visie op kunst en cultuur met elkaar, en dat is een constatering die mij niet vrolijk stemt. Ergens zou ik wensen dat de cultuursector alles liet stilvallen in plaats van te zoeken naar “innovatieve oplossingen”, en dat wij ons dan zouden proberen te herinneren wat dan ook alweer die waarde van kunst en cultuur precies was. Want vaak komen we niet veel verder dan kreten als: kunst is als zuurstof. Kreten die alleen mensen overtuigen die al van het belang van kunst en cultuur overtuigd waren. Maar kennelijk vinden we dat we tijdelijk ook best met wat minder toekunnen, en moet die kreet zelfs worden afgezwakt: kunst is als shampoo, bijvoorbeeld? Een geliefd stokpaardje is ook dat kunst en cultuur voor sociale cohesie zouden zorgen, en een variant daarvan is ook in het regeerakkoord te vinden. ‘De verbindende, inspirerende en prikkelende kracht van kunst en cultuur brengt mensen bij elkaar.’ Dat klinkt mooi en hoopvol, het probleem is alleen dat het een torenhoge verwachting op kunst en cultuur legt, en het is maar de vraag of ze die waar kunnen maken. ‘We betrekken de creatieve industrie bij grote maatschappelijke opgaven,’ lees ik, maar het is niet realistisch om te verwachten dat kunst en cultuur problemen gaan oplossen waar we er politiek en maatschappelijk niet uit komen, als een wondermiddeltje dat je kunt smeren als niets anders werkt.
‘Ergens zou ik wensen dat de cultuursector alles liet stilvallen’
Avondje genieten Het is lastig om de waarde van kunst en cultuur onder woorden te brengen, en niet af te glijden naar een beschrijving van hun sociaal of economisch nut. Toch is het mogelijk om te spreken over de publieke en maatschappelijke betekenis van de kunsten, zonder ze te degraderen tot een pleister op de wonden van de gemeenschap of een probleemoplosser, een motor van innovatie. In een bundel verschenen over 25 jaar Nederlands cultuurbeleid (Cultural Policy in the Polder, 2018), verdedigen filosofen en sociologen Thijs Lijster, Hanka Otte en Pascal Gielen een alternatieve visie. Die andere kijk begint met kritiek op het idee dat kunst en cultuur producten voortbrengen, waarvan je kunt genieten. Er is natuurlijk niets mis met een avondje genieten van een mooie theatervoorstelling, film, of expositie. Het probleem is dat hierin te veel nadruk wordt gelegd op de ervaring van individuele toeschouwers of bezoekers op het moment dat zij die cultuurproducten consumeren. Deze visie is te beperkt omdat deze zich toespitst op zowel een individu als een moment uit een heel proces; een proces dat aan dit consumptiemoment voorafgaat en daarop volgt, en waarin mensen juist verbonden zijn met anderen. Je kunt je dat proces voorstellen als een keten. Het begint niet met een individu; het begint met een gemeenschap. In elke gemeenschap leven namelijk ervaringen en emoties, soms heel krachtige, of zelfs heftige emoties, die hun weg naar buiten zoeken. Kunst en cultuur zijn een van de mogelijke wegen waarlangs die emoties een publiek gezicht kunnen krijgen, maar die weg vereist heel wat, het gaat hier namelijk niet om willekeurige erupties, maar juist om een zoektocht naar een vorm en een draagvlak, naar manieren om die ervaringen en emoties toegankelijk te maken voor anderen, het liefst zonder ze te laten verwateren. Cultuuruitingen vereisen transformatie en organisatie om die aanvankelijke ervaringen en emoties te kunnen verspreiden en uiteindelijk terug te laten vloeien naar de gemeenschap. Hun verrijkende waarde is dat ze deuren openen naar alternatieve ervaringen, van de eigen omgeving, de maatschappij en de wereld om ons heen.
Plank misslaan Kunst en cultuur kunnen daarmee zowel innovatief zijn als verbindend, maar zijn dat slechts voor zover ze de hele keten betreffen. Zij kunnen zich ook loszingen van de gemeenschap waaruit ze zijn ontsproten, en een louter product worden, maar dan hebben ze niet langer dezelfde maatschappelijke betekenis, en de oorspronkelijke gemeenschap kan zich zelfs onteigend voelen. In de muziek- industrie zijn vele voorbeelden hiervan te vinden. Dit zegt ook meteen waarom sommige pogingen tot culturele kruisbestuivingen en het aanboren van nieuwe doelgroepen compleet de plank misslaan. Je kunt kunstenaars in onverwachte combinaties bij elkaar zetten in de hoop dat dit een innovatief product oplevert, maar maatschappelijk gezien gebeurt er pas iets nieuws en spannends als de onzichtbare draadjes die de kunstenaars verbinden met hun gemeenschap en alles wat daarin leeft, op een nieuwe manier met elkaar vervlochten raken. Een rijk cultuurbeleid zou oog moeten hebben voor deze hele keten, betogen de auteurs, in plaats van stukken daarvan als geïsoleerde eilandjes te zien. Maar wat ik lees in het regeerakkoord lijkt juist de fragmentatie van de keten te versterken. Het ondersteunen van de makers is immers breder dan het stimuleren van cultureel ondernemerschap, en een bredere cultuurparticipatie krijg je pas als je de verbinding aangaat met de ervaringen en emoties van gemeenschappen die nu mondjesmaat participeren in de gevestigde cultuursector. Juist naarmate cultuur meer een creatieve industrie wordt, verliest ze haar gemeenschappelijke en publieke karakter: ze wordt meer privaat en raakt haar vermogen kwijt om een rol van betekenis te spelen in onze grote maatschappelijke opgaven. ◼
Ivana Ivkovic
is filosoof en schrijft over politiek en maatschappij. Dat combineert ze met het geven van cursussen en publieksoptredens. Voor meer informatie, ga naar haar website: Nowishfulthinking.nl.
Deel dit artikel