Toekomst van hybride werken
Ambtenaren gaan ervoor
Tekst Marc Notebomer
Ambtenaren willen na de coronacrisis graag hybride (blijven) werken. Ze zien wel degelijk de voordelen van kantoor maar om al hun tijd daar door te brengen, is in hun ogen niet noodzakelijk. Opvallend genoeg geldt dat voor zowel leidinggevenden als hun medewerkers. Dat blijkt uit een raadpleging van Ambtenarenpanel over thuiswerken.
‘Thuiswerken heeft een positieve invloed op de productiviteit’
Als gevolg van de coronacrisis werken Nederlanders (opnieuw) thuis. En dat blijkt opvallend goed te gaan. Zo goed zelfs dat veel organisaties druk bezig zijn na te denken welke voordelen van thuiswerken ze in de toekomst willen behouden. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) is daarom in oktober een campagne over hybride werken (deels thuis en deels op kantoor) gestart. Wanneer werknemers soms thuis en soms op kantoor zijn, scheelt dat reistijd en drukte in de spits, aldus IenW. De overheid doet ondertussen haar best om thuiswerken te stimuleren, bijvoorbeeld door het mogelijk te maken om werknemers belastingvrij een thuiswerkvergoeding te geven. Ook ambtenaren hebben de afgelopen maanden veelvuldig thuisgewerkt. En ook hun werkgevers houden zich bezig met de vraag hoe ze daarvan de voordelen kunnen plukken. Maar hoe is het ambtenaren in die maanden thuis eigenlijk vergaan? En hoe stellen ze zich een toekomst voor waarin ze meer hybride werken? Om daar achter te komen heeft Ambtenarenpanel een raadpleging gehouden. Aan deze raadpleging hebben 1663 ambtenaren deelgenomen. Een meerderheid daarvan is vrouw, maar liefst 54 procent. Nog eens 45 procent is man en 1 procent geen van beide. Wat betreft leeftijd is 16 procent onder de 40, 79 procent tussen de 40 en 65 en 3 procent ouder dan 65. Verder werkt het merendeel van de deelnemers bij de rijksoverheid (29 procent) of gemeenten (46 procent). Nog eens 7, 9, 3 en 7 procent werkt respectievelijk bij een provincie, waterschap, zbo of andere organisatie.
Productiever De raadpleging van Ambtenarenpanel laat zien dat ambtenaren het afgelopen jaar relatief weinig op het werk zijn geweest. Zo’n 60 procent zegt tussen de 0 en 25 procent van zijn tijd “bij de baas” te hebben doorgebracht en 15 en 7 procent respectievelijk tussen de 25 en 50 procent en 50 en 75 procent. Een kleine minderheid van 17 procent is wel veel op kantoor geweest: tussen de 75 en 100 procent. En dan is er nog 1 procent dat het niet weet. Voor iets meer dan de helft van de ambtenaren was het lastig, dat thuiswerken. Want 51 procent van de deelnemers moet voor uitoefenen van zijn functie deels op kantoor zijn. Voor iets minder dan de helft gold dat gelukkig niet: 47 procent kan zijn functie prima buiten kantoor uitoefenen en 2 procent heeft geen mening. Een meevaller is dat het thuiswerken vooral een positieve invloed op de productiviteit van de ambtenaren lijkt te zijn. Maar liefst 50 procent zegt thuis productiever te zijn geweest terwijl slechts 16 procent zegt op kantoor meer en beter werk te verzetten. Ongeveer een derde (32 procent) is ongeveer even productief en 2 procent heeft geen mening. Saillant detail: een thuiswerkvergoeding blijkt nog lang geen gemeengoed. Slechts 37 procent ontvangt die daadwerkelijk en 46 procent niet.
Voorkeur voor kantoor Voorlopig lijkt het einde van de coronabeperkingen en deels thuiswerken nog niet in zicht. Maar zoals gezegd, zijn veel organisaties, ook overheden, druk bezig te onderzoeken hoe zij hybride werken ook na de crisis onderdeel van hun bedrijfsvoering kunnen laten zijn. De vraag is: hoe denken ambtenaren daarover? Hoe stellen zij zich een toekomst voor waarin ze meer hybride werken? Een ding is duidelijk: de meerderheid blijft graag een aantal dagen thuiswerken. Maar liefst 66 procent geeft de voorkeur aan 2 of 3 dagen per week thuis. En nog eens 8 procent wil liever 4 dagen thuiswerken en 7 procent alle dagen. Hoewel zwaar in de minderheid, zijn er ook ambtenaren die de voorkeur geven aan kantoor: 6 procent wil helemaal niet thuiswerken en 12 procent slechts 1 dag. Die voorkeur van ambtenaren voor thuiswerken, zal niemand verbazen. Het is een algemeen trend. Maar de vraag is of het wenselijk en noodzakelijk is. En natuurlijk of leidinggevenden daar anders tegenaan kijken dan niet-leidinggevenden. Van de deelnemende ambtenaren is 18 procent leidinggevend. De helft daarvan vindt het wenselijk tot zeer wenselijk dat hun medewerkers met hen op kantoor aanwezig zijn, en 40 procent is neutraal. Zo’n 9 procent vindt het niet wenselijk of heeft geen mening. Bij de vraag of het noodzakelijk is dat werknemers op kantoor zijn, liggen de verhoudingen anders: slechts 26 procent zegt ja, 71 procent zegt nee en 3 procent heeft geen mening. Bij de niet-leidinggevenden zegt slechts 33 procent dat het wenselijk tot zeer wenselijk is dat zij met hun leidinggevende op kantoor is en is 58 procent is neutraal. Slechts 4 procent vindt het onwenselijk en 4 procent weet het niet. Ook aan de niet-leidinggevenden is de vraag gesteld of het noodzakelijk is om op kantoor te zijn: 84 procent zegt nee, 11 procent zegt ja en 5 procent weet het niet.
Persoonlijk contact Hoewel de meeste ambtenaren dus ook in de toekomst meer thuis willen werken, zijn er wel degelijk zaken van kantoor die ze missen. Zo noemt bijna twee derde (61 procent) het werkinhoudelijk contact met collega’s en verlangt 78 procent naar het kletspraatje bij de koffiecorner en de gesprekken tijdens de lunch. Nog eens 18 procent mist een goede werkplek, 11 procent een rustige werkplek en 39 procent mist de kantoorfaciliteiten. Stel dat we terugkeren naar de situatie voor de coronacrisis en op kantoor werken wordt opnieuw de norm, is dat dan een reden voor ambtenaren om over te stappen naar een andere baan? Ja, zegt 24 procent. Nee, zegt 51 procent. Misschien, zegt 22 procent. En 3 procent heeft geen mening. Over alleen maar thuiswerken zijn de ambtenaren ongeveer even enthousiast. Voor 22 procent is dat reden om uit te kijken naar een andere baan, voor 55 procent is het dat niet en 21 procent zegt misschien. 2 Procent heeft geen mening. ◼
‘Ambtenaren missen het inhoudelijk contact’
Deel dit artikel