Wat het rijk kan leren van de provincies
‘Hoe je verandert, is belangrijk voor het vertrouwen’
Tekst Pieter Verbeek Beeld Provincie Gelderland
Van het bouwen van 900.000 woningen tot het opwekken van 35 terawatt aan duurzame energie. Nederland staat voor enorme uitdagingen. De provincies spelen daarbij een belangrijke rol. Er valt dan ook veel te leren van provincies als het gaat om de kwaliteit van het openbaar bestuur, stelt Pieter Hilhorst, algemeen directeur van het IPO (Interprovinciaal Overleg), de vereniging van samenwerkende provincies.
Pieter Hilhorst: ‘We hebben het systeem zo complex gemaakt met zijn allen dat het vertrouwen niet zo snel weer terug is’
‘Ruimtelijke zorgen zijn in de provincie heel tastbaar’
Juist de provincies hebben straks de taak te zorgen voor de realisatie van de landelijke opgaven in de omgeving waarin we leven. Daar zijn de windmolens en zonnevelden te vinden, moeten dijken worden verstevigd tegen de gevolgen van klimaatverandering en moeten mobiliteit en bereikbaarheid worden aangepakt. En dan is er niet te vergeten het stikstofdossier. ‘We weten dat onze biodiversiteit en onze gezonde leefomgeving niet goed is,’ zegt Pieter Hilhorst, sinds januari directeur bij het IPO. ‘Er zal echt iets met stikstof gebeuren, en dat zal een gigantische impact hebben op hoe onze wereld eruitziet, zeker voor het landelijk gebied in de provincies.’
Positie Om al deze transities te trekken, moeten de provincies een duidelijke positie hebben, stelt Hilhorst. ‘Daar moeten duidelijke afspraken voor komen met de andere overheden. Je moet het wel met elkaar willen en het elkaar gunnen. Vanuit het rijk betekent dat bijvoorbeeld dat je het anders moet gaan sturen.’ Het sluit helemaal aan bij het advies van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) om het middenbestuur te versterken voor alle grote transitieopgaven waar Nederland voor staat. Er is een veel sterkere sturing nodig van provincies in het ruimtelijk domein, stelt de raad. Maar net als gemeenten kampen ook provincies met capaciteitsgebrek, kennistekort en ontoereikende budgetten. Het IPO vraagt het rijk dan ook om extra budget ter beschikking te stellen aan decentrale overheden voor de uitvoering van de nieuwe ruimtelijke opgaven. Hilhorst: ‘Dat is ook onze rol, om dat aan te kaarten bij het rijk. De financiële situatie van veel gemeenten is bijvoorbeeld hartstikke krap. Dat maakt het moeilijk om partner bij die transities te zijn. Als je ze nog verder uitknijpt, gaat het ze geen goed doen. Dan gaat de kwaliteit van openbaar bestuur alleen maar achteruit. En met alles wat we te doen hebben, is het zeer de vraag of dat verstandig is.’ Het IPO adviseert verder ook om rijksbudgetten voor de gebiedsaanpak te ontschotten, zodat deze per gebied als een budget beschikbaar komen. Kunnen provincies met een sterkere rol ook iets bijdragen aan een beter imago van de overheid in hun regio? ‘Wat wij doen, is complexe opgaven vanuit de grote transities bij elkaar brengen op gebiedsniveau,’ stelt Pieter Hilhorst. ‘Daarmee hebben we inderdaad impact op het vertrouwen van burgers en bedrijven in hoe we het als overheid doen. Natuurlijk zijn provincieambtenaren niet altijd even zichtbaar voor mensen. Dat hoeft ook niet, we zijn niet voor niets een middenbestuur. Toch zijn ruimtelijke zorgen in de provincie heel tastbaar. Kijk maar om je heen. Ik woon in Zutphen en als ik door de Achterhoek rij, weet ik dat het gebied er over 15 tot 20 jaar anders uit gaat zien.'
Vertrouwen En daar ligt een heel belangrijke rol voor de provincies. Hilhorst: 'Hoe je het verandert, is heel belangrijk voor het vertrouwen van mensen. Uiteindelijk weet je dat met veranderingen nooit iedereen blij kunt maken, maar perspectief bieden, duidelijk en transparant zijn over moeilijke keuzes, helpt al ontzettend veel. Belangrijk is het dat provincieambtenaren die werken in de openbare ruimte - waar ze gesprekken voeren met boeren, mensen die er wonen en met bedrijven over wegen, water en natuuraanleg - integraal kunnen denken. Dat ze over meerdere zaken kunnen praten, en niet zeggen: sorry, hier ga ik niet over. Het is belangrijk dat mensen het gevoel hebben dat je met ambtenaren praat die over de hele ruimte kunnen praten. Maar het is niet makkelijk. We hebben het systeem zo complex gemaakt met zijn allen dat het vertrouwen niet zo snel weer terug is.’
Leren Samen met Janet Helder, plaatsvervangend directeur-generaal Belastingdienst, is Hilhorst trekker op het thema Politiek en Uitvoering bij het overheidsbrede programma Werk aan Uitvoering. Het rijk kan best wel wat leren van provincies en gemeenten, stelt hij. ‘Er zijn daar een paar dingen heel anders dan op rijksniveau. De schaalgrootte is overzichtelijker, je hebt minder de media in je nek hijgen en je hebt geen ministeriële verantwoordelijkheid, maar een collegiale verantwoordelijkheid. Daarom zijn de contacten tussen uitvoering, bestuur en volksvertegenwoordiging veel sneller en informeler. Er is meer contact. In dit programma ben ik veel meer in contact met rijksniveau. Ik merk dat de afstand veel groter is. De contacten zijn veel geprotocolleerder. Dat helpt niet om elkaars wereld te begrijpen.’ Juist dat gesprek met ambtenaren, bestuurders en volksvertegenwoordigers is zo belangrijk, stelt Hilhorst, om het complexe systeem van de overheid te veranderen. Bij de provincie Gelderland organiseerde hij ze als provinciesecretaris onder de naam Trialogen. Inmiddels heeft hij ze samen met Helder bij Werk aan Uitvoering ook al een aantal keren georganiseerd met Kamerleden, ambtenaren in de uitvoering en de beleidskolom van ministeries. ‘Daarin praatten we over hoe dingen uitwerken op elkaar. Dat doe je in een veilige omgeving, zonder bijvoorbeeld media erbij. En rolvast. We proberen het nu verder te brengen.’ Het is zeker niet de oplossing, maar het helpt volgens Hilhorst wel om het werk weer wat menselijker te maken. ‘Natuurlijk hebben we dit complexe systeem de afgelopen 40 jaar met zijn allen laten ontstaan. Dat draai je niet ineens weer om. Het zit overal in, in ons denken, in onze formats, in onze structuren, en dus ook in ons gedrag en houding, die daardoor worden gestimuleerd. Dit soort gesprekken zijn een klein stapje om het weer anders te krijgen. Iedereen is in ieder geval wel overtuigd van de urgentie dat we met elkaar aan de slag moeten gaan om het beter te maken. Ik heb er vertrouwen in.’ ◼
‘Uiteindelijk kun je met verandering nooit iedereen blij maken’
Deel dit artikel