Tekst Maurits van den Toorn
Potverteren voor de kiezer
Pieter Omtzigt was een van de Kamerleden die het minimumloon wilde verhogen zonder dat duidelijk was waar het geld vandaan moest komen
Veel partijen in de Kamer hebben bij de algemene politieke beschouwingen geprobeerd de begroting flink te verbouwen, in een tamelijk opzichtige poging om de kiezersgunst te krijgen. Een onbedoeld lachsucces op de late avond was de motie van BBB en Pieter Omtzigt over de verhoging van het minimumloon – met hoeveel was onduidelijk, waar het geld vandaan moest komen ook. De plannen van andere partijen om bijna vier miljard meer uit te geven kregen, inclusief de voorgestelde dekking, enkele dagen later ook lik op stuk van het kabinet. Toen lachte niemand meer. Desondanks wil de VVD het gat dat ontstaat door haar voorstel om de brandstofaccijns niet te verhogen nog steeds vullen door een greep te doen in het Innovatiefonds. Het motto daarbij lijkt ‘wie dan leeft, die dan zorgt’. Het is een opvallend standpunt voor de partij die altijd hamert op begrotingsdiscipline (kennen we de zalmnorm nog?). Ook in haar programma voor de komende verkiezingen stelt de partij dat ze zich hiervoor blijft inzetten, althans in EU-verband. Binnenslands kan het kennelijk een tandje minder. Vroeger was voor dergelijk gedrag de uitdrukking “potverteren” geliefd. Het was een woord dat juist de liberalen met graagte gebruikten om de spilzucht van links aan de kaak te stellen. Fraaiste bijdrage in dit kader ooit: het tv-debat in 1972 met VVD-leider Wiegel die naar Den Uyl wijst met de uitspraak: ‘Sinterklaas bestaat. Daar zit-ie.’
Gegevensbescherming
Volgens staatssecretaris Van Rij valt het met de laatste flater van de Belastingdienst wel mee. Beeld Rijksoverheid/Martijn Beekman
Weer is er nieuws over de Belastingdienst en weer is het niet goed. De dienst, die meer van elke Nederlander weet dan enige andere overheidsinstantie, voldoet niet aan de vereisten van de Algemene verordening gegevensbescherming en het gaat ook niet lukken om in 2027 wel daaraan te voldoen. Dat is pijnlijk. Uit een intern stuk waaruit de NRC onlangs berichtte blijkt dat er te weinig grip is op gegevens; fouten worden niet herkend en gecorrigeerd en verouderde gegevens worden niet op tijd vernietigd of gearchiveerd. Ook kunnen medewerkers bij gegevens die ze voor hun werk niet nodig hebben. De dienst heeft dergelijke elementaire zaken, na alles wat er de afgelopen jaren is misgegaan en twee boetes van de Autoriteit Persoonsgegevens, nog steeds niet op orde. De reactie van het ministerie van Financiën was een mooi staaltje communicatie-newspeak: het ging om een ‘intern concept-discussiestuk’ dat ‘geen officieel standpunt’ bevatte. Een reactie waar je hooguit op kunt zeggen: nou en? Nu is het makkelijk om meteen te roepen dat dit een schandelijke zaak is – en ja, het is op z’n minst prettig als de overheid zich aan haar eigen wetten houdt – maar misschien moet ook worden erkend dat het, met alle verouderde systemen van de dienst, een gecompliceerde kwestie is om dit tijdig op orde te krijgen. Volgens staatssecretaris Van Rij gaat het om een kleine achthonderd bedrijfsprocessen, die normaal moeten doorgaan. Als er ondertussen maar aan wordt gewerkt om dit probleem ook op orde te krijgen.
Malafide uitzendbureaus
Het is te voorzien dat het huidige kabinet de geschiedenis ingaat als een kabinet dat weinig heeft bereikt en vooral sterk was in zaken voor zich uit te schuiven. Uitzondering op die “regel” is minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW); zie het al genoemde plan voor de arbeidsmarkt plus eerste wetsontwerp, zie ook haar wetsvoorstel om malafide uitzendbureaus aan te pakken (Wet verplichte certificering voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten). Ze volgt daarmee de adviezen van de commissie-Roemer uit 2020, die onderzoek deed naar misstanden rond arbeidsmigranten. Dat advies kreeg de naam Geen tweederangsburgers, terwijl arbeidsmigranten vaak juist wél als tweederangsburgers worden behandeld. In de woorden van de minister: ‘Veel arbeidsmigranten [werken] in omstandigheden die Nederland onwaardig zijn.’ Overigens was er vroeger al een vergunningsplicht voor uitzendbureaus, maar die is in de dereguleringseuforie van de jaren negentig afgeschaft. De markt zou het zelf wel kunnen regelen, maar de na misstanden in 2006 ingevoerde “zelfregulering” van de branche had onvoldoende effect. Uitzendbureaus – in jargon: uitleners – mogen vanaf 2026 alleen arbeidskrachten ter beschikking stellen met een toelating van de minister van SZW. Dat is een aanscherping ten opzichte van een eerder wetsontwerp, waarin deze toelating door een private instelling zou gebeuren; de Raad van State twijfelde over de effectiviteit van privaat toezicht. De uitleners moeten kunnen aantonen dat ze relevante wet- en regelgeving naleven, een vog overleggen en financiële zekerheid stellen. Inleners mogen alleen met toegelaten uitleners/uitzendbureaus zakendoen. De Raad van State vindt het voorstel ‘een betekenisvolle eerste stap om als overheid misstanden op de arbeidsmarkt tegen te gaan’. Er zijn ongetwijfeld meer stappen nodig (denk aan de vaak abominabele huisvesting van arbeidsmigranten) en het zal afhangen van de handhaving of de wet het beoogde resultaat heeft.
Beoordeling arbeidsrelaties
Het demissionaire kabinet gaat lustig door met (pogingen tot) wetgeving. Begin oktober kwam het voorstel voor de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden van minister Van Gennip van SZW in consultatie. Het is een nieuwe poging om duidelijker onderscheid te maken wanneer gewerkt wordt als zelfstandige en wanneer als werknemer, onomwonden gezegd om misbruik van het zzp-schap te voorkomen. Het voorstel is onderdeel van het grote plan om de onevenwichtigheden op de arbeidsmarkt aan te pakken, naar aanleiding van de adviezen van de commissie-Borstlap. En zoals altijd: het globale plan werd dit voorjaar positief onthaald, maar nu het concreet wordt neemt de kritiek toe. Belangenorganisatie ZZP Nederland en koepelvereniging Vereniging Zelfstandigen Nederland trekken stevig van leer en vinden dat de wet zelfstandigen het grondrecht op ondernemen ontneemt. De koepel vindt het een schijnoplossing: ‘Deze wet leidt af van het echte probleem, namelijk dat ons huidige socialezekerheidsstelsel aan grondige vernieuwing toe is.’ Toenmalig staatssecretaris Wiebes van Financiën beoogde in 2016 met zijn Wetsvoorstel deregulering beoordeling arbeidsrelaties ongeveer hetzelfde te bereiken, onder meer door invoering van modelcontracten per branche. Na veel kritiek – die contracten werden onwerkbaar gevonden – volgde uitstel tot 2018, wat uiteindelijk afstel werd. Ook nu zal het voor (de opvolger van) minister Van Gennip een flinke kluif worden.
Online gokken
Het aantal gokverslaafden dat zich meldt bij klinieken is toegenomen, waarbij gokverslaafden jonger zijn dan vroeger en schulden hebben van soms tienduizenden euro’s
De aanbieders van online gokken verdienden in een jaar tijd 1,33 miljard euro en de Nederlandse online gokker verliest gemiddeld 170 euro per maand, aldus de Nederlandse Kansspelautoriteit (KSA) in haar Monitoringsrapportage van najaar 2023. De groei van de sector is er nog niet uit, al vlakt die wel af. Mogelijk draagt het aan banden leggen van het aantal reclames en het verbod voor uitgerangeerde voetballers om daarin op te treden hieraan bij. Of het aantal gokverslaafden is toegenomen is onbekend, omdat er door een wetswijziging 6 jaar lang (!) geen registratie is geweest van het aantal mensen dat wegens gokproblemen in behandeling is bij verslavingszorginstellingen, meldt de KSA. In het door de branche zelf bijgehouden register waarin gokkers met een verslaving zich kunnen laten opnemen staan ruim 50.000 mensen. Het topje van de ijsberg waarschijnlijk. Voorzitter René Héman van artsenfederatie KNMG constateert in Medisch Contact dat sinds online gokken legaal is het aantal gokverslaafden dat zich meldt bij klinieken is toegenomen, waarbij gokverslaafden jonger zijn dan vroeger en schulden hebben van soms tienduizenden euro’s. De “kanalisatie” die werd beoogd met het legaliseren van online gokken (dat wil zeggen gokken via in Nederland geregistreerde bedrijven) is geslaagd, 93 procent van de gokkers doet dit nu. Dat lijkt dan ook het enige succes. Héman: ‘Het overheidsbeleid dat aanvankelijk logisch leek om online gokken uit de schaduw te halen en meer toezicht mogelijk te maken, blijkt in zijn uitvoering funest voor het welzijn en welbevinden van mensen.’
Onvoorspelbaar en ontoegankelijk
Het huidige stelsel van inkomensondersteuning met behulp van allerlei toeslagen is onvoorspelbaar en ontoegankelijk, aldus de Commissie sociaal minimum in het eind september verschenen rapport Een zeker bestaan II. Wat er allemaal mis is gegaan of nog steeds misgaat in het doolhof aan regelingen is duidelijk voor iedereen die het nieuws een beetje volgt. Dat de sociale zekerheid voorspelbaarder en toegankelijker moet worden en ook meer moet uitgaan van vertrouwen in mensen (aldus minister Schouten, opdrachtgever van het onderzoek) is zo langzamerhand ook algemeen gedachtegoed geworden. Iedereen wil inmiddels van het toeslagensysteem af; ook de commissie adviseert een ‘grondige herziening’. Maar hoe? Computersystemen zijn verouderd en kunnen grote veranderingen niet aan, overheidsorganisaties hebben gebrek aan personeel en kwistig geld blijven uitgeven om de koopkracht te stutten is geen optie nu gratis lenen niet meer kan – zoals al opgemerkt was dat voor veel partijen een onprettige verrassing bij de algemene politieke beschouwingen. Mooi dat bestaanszekerheid in de meeste verkiezingsprogramma’s een prominente plaats heeft gekregen. De kans is ook groot dat partijen juist op dit item bij de stembus worden afgerekend. Maar of en hoe een komend kabinet uit de zelfgecreëerde fuik van de toeslagen kan ontsnappen is ongewis.
Deel dit artikel