‘Vroegtijdig signaleren is de basis van je werk’
Gezamenlijkheid creëren in een cocktail van continue druk
Tekst Dave Schut Beeld Hilbert Krane
Arjen Doosje was vierenhalf jaar directeur Stikstof op het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (nu Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur). Iedere dag werkten zijn collega’s en hij onder grote druk en was er regelmatig slecht nieuws te brengen. Een onwelgevallige boodschap of advies geven, is vooral een kwestie van ervaring, zegt hij. Ook belangrijk is om te weten waar je persoonlijke overtuigingen de overhand krijgen. En waar je verantwoordelijkheid ophoudt en de politieke verantwoordelijkheid begint.
Arjen Doosje: ‘Duidelijke communicatie is cruciaal’
‘Het gaat erom dat je het slechte nieuws in perspectief brengt’
‘Tegenspraak geven begint bij jezelf,’ zegt Arjen Doosje. ‘Het is voor mij een belangrijke invulling van ambtelijk vakmanschap. Ik heb het geluk gehad dat ik altijd met bewindspersonen heb gewerkt die ervoor openstonden. Hoewel we het lang niet altijd leuk vonden om de boodschap te ontvangen.’ Doosje begon bij het directoraat-generaal Landelijk Gebied en Stikstof in 2019. ‘Door een uitspraak van de Raad van State stond stikstof vol in de schijnwerpers. Die uitspraak was ook heel duidelijk: eigenlijk had alle beleid van daarvoor niet aan de verplichtingen voldaan. Dus wat er ook gebeurde, we wisten dat er iets moest veranderen. Dat we keuzes moesten maken. Dat is natuurlijk geen moment eenvoudig geweest.’
In perspectief Vanaf het begin werden discussies op het scherp van de snede gevoerd, zegt Doosje. ‘Er moesten concrete maatregelen worden genomen, allemaal met een zeker effect. Dat zorgde natuurlijk voor spanning. En daaromheen werden de omstandigheden ook nog eens steeds ingewikkelder. Ik was bijvoorbeeld ook opdrachtgever van het rekeninstrument AERIUS. Steeds kwamen er wetenschappelijke inzichten bij waaruit bleek dat de situatie eigenlijk nog slechter was dan we voorheen hadden gedacht.’ Dus was iedere keer weer de vraag hoe Doosje en zijn collega’s daarmee om moesten gaan. ‘Het gaat er vooral om dat je dat slechte nieuws in perspectief brengt. Op zo’n manier dat je toch weer verder kunt om maatregelen te bedenken waarmee je mensen mee kunt krijgen. Niet alleen de politieke leiding en provinciale bestuurders, maar ook de mensen die de maatregelen direct treffen. Die steeds weer met hun neus op de feiten worden gedrukt hoe ingewikkeld het allemaal wel niet is. Want de situatie was echt slecht, de maatregelen waren pijnlijk. Dat zorgt voor een cocktail van continue druk.’
Inhoud leidend In de tussentijd lag onder meer de bouw stil. ‘Dat zorgde natuurlijk weer voor aandacht uit economische hoek. Dus toen kwam er nog veel meer druk vanuit andere departementen en organisaties als VNO-NCW en Bouwend Nederland. Daar moesten we steeds tussen laveren. Het was onze taak om steeds opnieuw te bepalen wat het beste beleid was. Waarbij we met iedereen rekening hielden. Maar in de wetenschap dat we nooit iedereen tevreden konden houden.’ Doosje en zijn collega’s deden er alles aan om de inhoud leidend te laten zijn. Om zich niet te laten meeslepen door specifieke belangen. Doosje: ‘Allereerst door nooit te denken in termen van winst en verlies. Het gaat er altijd in de eerste plaats om dat je gezamenlijkheid creëert in de opgave. Ook dat is niet makkelijk, want zelfs over de vraag wat die opgave precies inhoudt kun je weer van mening verschillen. Vooral in samenwerking met andere ministeries, maar ook met verschillende sectoren. Dus daar hebben we bewust veel aandacht aan besteed. Daar is eindeloos discussie over gevoerd. Wat is nou eigenlijk het doel, bleven we onszelf hardop afvragen. Het doel was: een structurele daling van stikstofuitstoot realiseren. Met als gevolg betere natuurkwaliteit. En dit steeds in samenhang aan te pakken met betere waterkwaliteit en een beter klimaat. Het was belangrijk om dat steeds weer te benoemen.’
‘Maak als ambtenaar expliciet waar je mee zit’
Gezamenlijke richting Duidelijke communicatie is cruciaal, zegt hij. ‘Wat je nog weleens ziet, is de neiging om het af te doen met iets als: dat moet nu eenmaal van Europa. Of: zo zit het juridisch, daar kunnen we niets aan doen. Maar dat is veel te oppervlakkig. Je moet altijd kunnen uitleggen waarom die regels dan op die manier zijn opgesteld. Namelijk om de biodiversiteit en de natuur te beschermen. Om voldoende water van goede kwaliteit te behouden. Je moet altijd weer terug naar die waarden, want alleen op basis van die waarden kun je de verbinding met elkaar zoeken. Hoe moeilijk dat ook is.’ Na verloop van tijd merkte Doosje dat er een gezamenlijke richting ontstond. ‘Het is natuurlijk niet zo dat iedereen zegt: oké, nu weten we wat verstandig is, dat gaan we doen. Maar iedereen raakte er wel van doordrongen dat er in elk geval iets moest gebeuren. De vraag bleef alleen wat dan precies, en in welk tempo.’
Ter discussie Er was voor Doosje soms ook een grens aan het geduld. ‘Op dit dossier werden wetenschappelijke modellen weleens ter discussie gesteld. Als mensen feiten en cijfers niet geloven, dan houdt het wel een beetje op. Maar zelfs dan moet je proberen uit te leggen waarom modellen misschien geen absolute waarheid zijn, maar wel het beste wat we hebben.’ Doosje is van mening dat je slecht nieuws maar beter zo vroeg mogelijk kunt brengen, als ambtenaar. ‘In ons geval betekende dat: als we nieuwe informatie binnenkregen, bijvoorbeeld over de staat van de natuur, dan informeerden we de politieke leiding zo snel als we konden. We zeiden: dit komt er op ons af en dat ziet er niet best uit. We zeiden er ook bij dat we inhoud en omvang nog niet precies wisten, maar dat we het alvast wilden aankondigen. Daarna gingen we de verschillende scenario’s uitwerken.’ Zo’n actieve houding vergt natuurlijk wel enige moed. ‘Maar voor mij is die houding vanzelfsprekend,’ zegt Doosje. ‘Het is wat ik versta onder ambtelijk vakmanschap. Als ambtenaar doe je datgene wat de politieke leiding in staat stelt om haar werk goed uit te voeren. Daar hoort bij dat je alle feiten en cijfers op tafel legt, dat je alle omstandigheden en risico’s in kaart brengt. Vroegtijdig signaleren is gewoon de basis van ons werk. Bij ons was dat de normale gang van zaken.’
Beste informatie Doosje raadt ambtenaren aan zich voor te stellen dat zij de politieke leiding hadden. ‘Dan zou jij dit toch zelf ook allemaal willen weten? Misschien word je er namelijk wel op bevraagd, in een later stadium, en dan kun je in elk geval anticiperen. Voor de ambtelijke leiding gaat het erom dat je een cultuur creëert waarin mensen zich vrij voelen om dit te delen. Om het erover te kunnen hebben met elkaar. Wat is de betekenis van dit nieuws, de impact, wat weten we wel, wat weten we nog niet? Als het heel technisch was, kon bij ons de desbetreffende ambtenaar ook aanschuiven bij het overleg met de minister. Alles om de beste informatie aan te dragen.’ Dit is niet alleen aan de ambtenaar, benadrukt Doosje. ‘Het is ook aan de ambtelijke leiding om keer op keer duidelijk te maken wat je belangrijk vindt. Dat je openstaat voor kritische geluiden. Dat je het kunt delen als je ergens mee zit. En dat kan al voordat je zelf een conclusie hebt getrokken. Neem je collega’s mee in de morele dilemma’s, spreek je uit. Dat heb ik zelf altijd proberen te stimuleren. Al ben ik natuurlijk niet degene die kan beoordelen of dat ook duidelijk was voor iedereen, dat zou je aan de mensen zelf moeten vragen. Het is in elk geval altijd mijn intentie geweest.’
‘Alleen op basis van waarden kun je verbinding met elkaar zoeken’
Gesterkt De moed kunnen opbrengen om een onwelgevallige boodschap of advies te leveren, is vooral een kwestie van ervaring, zegt Doosje. ‘Wij kwamen voortdurend met slecht nieuws: nieuwe rechtszaken, cijfers die tegenvielen, nog meer druk vanuit de samenleving. Zo bleek er steeds minder mogelijk. Maar het voordeel is dat je groeit in het brengen van slecht nieuws. De drempel wordt lager. En het helpt enorm als je jezelf gesterkt voelt door de ambtelijke organisatie. Als je weet dat je er niet alleen voor staat. Daarom is het zo belangrijk om dit bespreekbaar te maken. Houd het niet voor jezelf, als ambtenaar. Maak expliciet waar je mee zit.’ Daar hoort ook zelfreflectie bij, zegt hij. ‘Je moet van jezelf weten waar je persoonlijke overtuigingen de overhand krijgen. Ook moet je je goed realiseren waar je verantwoordelijkheid ophoudt en waar de politieke verantwoordelijkheid begint. Maar ook dat kun je allemaal onderling bespreken. Het hoort erbij. Het is lang niet altijd makkelijk, maar het is onderdeel van ons vak. En uiteindelijk is de politieke leiding er alleen maar mee geholpen. Hoe meer hoeken van de discussie zij in beeld hebben, hoe beter zij een besluit kunnen maken.’ ◼
Deel dit artikel