Geëngageerde ambtenaar maakt opmars

‘Ik ben van de overheid, maar ook burger’

Tekst Jelle van der Meulen Beeld Hilbert Krane

Ambtenaren lijken zich meer dan voorheen uit te spreken over maatschappelijke kwesties, zoals klimaat, racisme en de oorlog in Gaza. Kun je het ambtenaarschap combineren met maatschappelijk betrokken nevenactiviteiten of activisme? ‘Als ik dit niet doe, kan ik mezelf niet recht in de spiegel aankijken.’

‘Ambtenaren lijken zich meer uit te spreken over maatschappelijke kwesties’

Hartverscheurend en onacceptabel, vond Maya Aumaj het. Na de val van Kabul werd Afghanistan getroffen door een grote humanitaire crisis en konden een miljoen kinderen door honger komen te overlijden. Dus kwam Aumaj, destijds werkzaam op het ministerie van Algemene Zaken, in actie. Met een groepje burgers richtte ze Hart voor Afghanistan op, een burgerinitiatief dat aandacht vraagt voor de humanitaire crisis in het land. ‘Het uitgangspunt is om met kleine dingen het verschil te maken in het leven van mensen daar,’ legt Aumaj uit. ‘Dat doen we los van de politieke context: we willen mensenlevens niet politiseren, maar kijken hoe we positief kunnen bijdragen.’

Geen keus Cijfers ontbreken (en zijn lastig te meten), maar ambtenaren lijken zich meer dan voorheen uit te spreken over maatschappelijke kwesties en nevenactiviteiten te ontplooien die raken aan grote maatschappelijke vraagstukken. Het bekendste voorbeeld daarvan is Sam Schwencke, die naast haar werk als klimaatadviseur bij de gemeente Den Haag actief was bij Extinction Rebellion. Nadat ze bij een actie van die milieubeweging werd opgepakt, werd ze door de gemeente op non-actief gesteld. Ze kon terugkeren onder bepaalde voorwaarden, maar voelde zich beperkt in haar demonstratierecht en nam ontslag. Wat Aumaj doet – naast haar inzet voor Hart voor Afghanistan, is ze ook ambassadeur bij het Prinses Beatrix Spierfonds – is een stuk minder beladen maar ook haar leidinggevende bij Algemene Zaken was aanvankelijk niet blij. ‘Ik heb een maand vrij genomen om Hart voor Afghanistan op te zetten. Dat is natuurlijk best lang, maar ik heb uitgelegd dat ik geen keus had. In het land waar mijn ouders geboren zijn, lijdt 97 procent van de mensen honger. Ik zit in een positie dat ik iets voor hen kan betekenen. Doe ik dat niet, dan kan ik mezelf niet recht in de spiegel aankijken.’

Belangenverstrengeling Laat er geen misverstand over bestaan, zegt Aumaj: haar werk bij het ministerie is leidend. ‘Mijn vrijwilligerswerk doe ik er echt naast. Soms is er overlap, zoals een tijdje terug bij een rondetafelgesprek over Afghanistan. Dat raakt niet aan mijn eigen werk, maar ik meld het bij mijn leidinggevende en kies ervoor om niet aanwezig te zijn, om de schijn van belangenverstrengeling tegen te gaan.’ Zou ze zich, vanwege haar grote persoonlijke betrokkenheid en kennis, niet juist namens Buitenlandse Zaken willen bezighouden met Afghanistan? ‘Toen Kabul viel, wilde ik iets positiefs doen, iets dat mensen verbindt. Ik heb helemaal niet nagedacht over de werkcontext, ik wilde vanuit mijn mens-zijn bijdragen. Met mijn emotionele betrokkenheid zou het juist misschien problematisch kunnen zijn om op dit dossier te zitten. Kan ik dan wel neutraal zijn?’ Dus houdt Aumaj de twee zaken bewust gescheiden, vertelt ze. ‘De aardbeving in Afghanistan een tijdje terug werd door de gebeurtenissen in het Midden-Oosten ondergesneeuwd. Ik heb gevraagd of er een berichtje over op intranet kon worden geplaatst, met een linkje naar een organisatie die daar actief is. Maar inhoudelijk, het beleid en de uitvoering daarvan, laat ik aan de collega’s op de regiodirecties.’ Aumaj: ‘Je moet altijd het algemeen belang dienen, maar je neemt ook je eigen referentiekader mee. Recente ontwikkelingen, zoals de toeslagenaffaire, laten zien dat juist ook van ons wordt verwacht dat we ons morele en ethische kompas meenemen in ons werk. Daarnaast: ik ben ambtenaar, maar ook burger. Als burger heb je vrijheden om je in te zetten voor dingen die je belangrijk vindt.’

Oncomfortabel Eind oktober schreef een groep ambtenaren een brief aan demissionair ministers Bruins Slot en Schreinemacher, waarin zij kritiek uitten op de Nederlandse opstelling over de oorlog in Gaza. Het niet-veroordelen van het gewelddadige optreden van Israël zou niet stroken met de missie van het ministerie, de waarden van Nederland en het bredere buitenlandbeleid. Hoewel de situatie in het Midden-Oosten Aumaj aan het hart gaat, was ze niet betrokken bij de brief en ondertekende die ook niet. ‘Tijdens de Sovjetoorlog ontvluchtten 5 miljoen Afghanen, onder wie mijn ouders, het land. Meer dan 2 miljoen Afghanen kwamen om en 1,5 miljoen raakten verminkt. Het land telde 18 miljoen inwoners. Oorlog is bitter en afgrijselijk, dat laat mijn familiegeschiedenis zien.’ ‘Of het schrijven van zo’n brief wel of niet moet kunnen, is niet aan mij om te bepalen. Om het breder te trekken: in dit werk kom je altijd situaties tegen waar je je niet comfortabel bij voelt. Ik vind het vooral belangrijk dat je over dat spanningsveld tussen loyale tegenspraak en je persoonlijke opvattingen een gesprek voert met elkaar. Dat doen we ook, onder meer in de programma’s Dialoog & Ethiek.’

‘Ook buiten het werk zijn er grenzen aan wat je kunt doen’

Legitimiteit Ook buiten het werk zijn er grenzen aan wat je als ambtenaar kan doen. Aumaj noemt als voorbeeld dat het kan schuren wanneer iemand die werkzaam is bij een directie gericht op ambassades en internationale organisaties tegelijkertijd lid is van Pegida (een groepering van Europeanen die vooral ageert tegen islamisering, red.). Hart voor Afghanistan heeft in de kleine 2 jaar dat het bestaat het nodige bereikt. Er is geld ingezameld voor ondervoede kinderen en de organisatie is druk bezig met het opzetten van een programma waarmee meisjes daar in het Farsi kunnen studeren. Ook wordt gekeken of Nederlandse onderwijsinstellingen plekken beschikbaar hebben voor Afghaanse vrouwen. Aumaj zou het andere ambtenaren zeker aanraden om zich in te zetten voor dingen die belangrijk zijn voor ze. ‘Ik haal er zelf heel veel voldoening uit. Dus als je je steentje wilt bijdragen en er ruimte voor hebt, zou ik het zeker doen.’ ◼

Normatieve professionaliteit

Of neutraliteit überhaupt mogelijk of wenselijk is, is de laatste tijd onderwerp van discussie. Gijs Diercks, onderzoeker bij The Dutch Research Institute for Transitions aan de Erasmus Universiteit, schreef begin dit jaar in een opinieartikel in NRC dat we vooral niet moeten vasthouden aan het ideaal van de ambtenaar als neutrale beleidsuitvoerder. ‘Dat is jarenlang het dominante paradigma geweest en is binnen de overheid heel hardnekkig.’ In andere beroepsgroepen wordt de discussie over neutraliteit al langer gevoerd, en dat is maar goed ook, stelt Diercks. ‘Jouw achtergrond bepaalt wat je kunt “zien”, waardoor meer diversiteit dus zal leiden tot betere uitkomsten. Het is dus wenselijk dat professionals zoals wetenschappers, journalisten, onderwijzers, artsen en ook ambtenaren hun unieke identiteit niet thuislaten wanneer ze naar hun werk gaan. Dit heet normatieve professionaliteit: het gegeven dat professioneel handelen zowel technische als morele kwaliteiten kent.’

Wenselijk en legitiem?

Als je kritiek hebt op beleid, is het wijs dat altijd eerst proberen via de normale route te agenderen, stelt Diercks. Daarnaast adviseert hij om het nooit alleen te doen en eerst bij collega’s te checken of zij je analyse herkennen en eventueel samen met je willen optrekken. ‘En je moet je ook kijken op basis waarvan je dit standpunt naar voren brengt: je persoonlijke drijfveren en overtuiging zetten je wellicht aan tot actie, maar uiteindelijk ben je ambtenaar en moet de oproep wel vanuit je professionele inschatting voortkomen. Voor zover ik het kan inschatten, hebben de initiatiefnemers van de brief over Gaza dit uitstekend gedaan.’ Maar, stelt hij, niet alle activisme is even wenselijk en legitiem. ‘Wanneer een ambtenaar vaststelt dat het beleid niet volstaat om zelf geformuleerde doelstellingen te halen, is het legitiem. Of wanneer beleid eerder aangegane verdragen niet respecteert, of in strijd is met het publiek belang. Zouden ambtenaren bijvoorbeeld een petitie opstellen om “alle grenzen dicht te gooien”, dan gaan ze in tegen internationale verdragen en beleidsdoelstellingen.’

Ondernemerschap

Diercks trekt een parallel met ondernemerschap. ‘Als we het hebben over ondernemende ambtenaren, dan hebben we het niet over ambtenaren die in hun vrije tijd ook ondernemer zijn. Als we het dus hebben over activistische ambtenaren, gaat het niet over ambtenaren die in hun vrije tijd activistisch zijn. In principe zou ik zeggen: wat een ambtenaar doet in zijn of haar vrije tijd doet, doet hij of zij als burger. Daarop moet ze als burger beoordeeld en veroordeeld worden, waarbij het niet uit zou moeten maken dat je ook ambtenaar bent. Voor mij staat dit los van de discussie over ambtelijk activisme.’

Deel dit artikel