
Stop met wijzen naar Brussel
EU als bondgenoot, niet als zondebok
Tekst Dave Schut Beeld Shutterstock
De Europese Unie (EU) lijkt voor veel Nederlanders een ver-van-mijn-bedshow. Maar volgens onderzoeker Lisanne Henneveld is dat beeld onterecht. In haar proefschrift Naar een Europese Unie die beter bij de burger past, waarop ze in oktober promoveerde aan de Open Universiteit, laat ze zien hoe weinig we eigenlijk uitleggen over wat Europa voor ons doet — en hoe sterk Nederland en de EU elkaar juist kunnen maken. ‘We moeten stoppen met wijzen naar Brussel,’ zegt ze. ‘En eerlijk vertellen waarom we sommige dingen samen beter kunnen regelen.’
‘De burger wordt niet genoeg meegenomen’
‘De EU moet vooral niet als zondebok worden gebruikt,’ zegt Henneveld. ‘We moeten stoppen met wijzen naar Brussel en gewoon eerlijk uitleggen waarom bepaalde zaken Europees geregeld worden.’ Henneveld is al langer geïnteresseerd in de relatie tussen nationale en Europese politiek. Haar focus ligt op het draagvlak onder Nederlandse burgers; hoe dat versterkt kan worden.
Attributiebeginsel ‘Zo’n 10 jaar geleden was het draagvlak onder Nederlandse burgers voor de Europese Unie vrij zwak,’ vertelt Henneveld. ‘Ik wilde weten waarom dat zo was en wat we daaraan konden doen.’ Tijdens haar onderzoek zag ze het draagvlak groeien. Maar de vraag blijft cruciaal, zegt Henneveld. ‘De burger wordt niet genoeg meegenomen in de besluitvorming. Wat moet er nu precies Europees geregeld worden en wat kan beter nationaal worden gedaan? Daar hoort debat over te zijn, waardoor burgers het steeds beter gaan begrijpen.’ Maar dat debat is er nauwelijks, ziet Henneveld, en daardoor lijkt het soms of de EU gewoon zomaar kan bepalen wat Nederland moet doen. ‘En dat is natuurlijk een misverstand. De EU kan alleen verantwoordelijkheid nemen voor wat wij als lidstaat bewust hebben afgestaan. Dat is het attributiebeginsel waar de hele samenwerking op is gebouwd. Natuurlijk is er een grijs gebied waarin de EU of Nederland af en toe ruimte zoekt om zelf meer op zich te nemen. Ook dat moet je heel goed uitleggen aan de burger.’ Nu groeide het draagvlak vooral door wat er op andere plekken in de wereld gebeurde. ‘Door externe bedreigingen – kijk naar Poetin, kijk naar Trump – merk je dat het besef van het belang van Europa er tegenwoordig wel is. Men ziet de noodzaak.’
Te klein Henneveld geeft een voorbeeld uit de praktijk. ‘Ik was laatst op een bijeenkomst met minister Karremans van Economische Zaken. Dat ging over de regeldruk in het mkb. Er waren veel ondernemers bij, en die zeiden: harmoniseer nou die accijnzen Europees, want anders gaat iedereen die inkopen over de grens doen; we kunnen dit niet meer alleen in Nederland. Zo heb ik ondernemers ook een keer gehoord over de concurrentie met China, die allerlei producten exporteren die niet aan de Europese regelgeving voldoen. Ook toen was de oproep: doe daar iets aan, op Europees niveau.’ We zien dat we als Nederland te klein zijn, vat Henneveld dit sentiment samen. ‘Omdat we voor grote, grensoverschrijdende problemen staan. Al helemaal als het gaat om zoiets als defensie. Natuurlijk zijn er altijd zaken die lidstaten zelf willen regelen. Belastingen liggen bijvoorbeeld heel gevoelig, los van die accijnzen.’ Henneveld denkt dat de EU juist onze kracht is, als Nederland. ‘Al die afzonderlijke lidstaten kunnen juist blijven voortbestaan, als sterk land, doordat ze in de Europese Unie samenwerken. Want op het globale toneel red je het straks niet meer alleen, met leiders als Poetin en Trump.’
Niet optimaal benut Maar als je veel samenwerkt, verlies je dan niet automatisch je nationale identiteit? Henneveld schudt haar hoofd. ‘Nationale identiteit hoeft geen besmet woord te zijn. Het wordt zelfs expliciet genoemd in de verdragen. De EU heeft het ook nooit over het Europese volk, maar over Europese volkeren – meervoud. Het nationale parlement behoudt altijd mogelijkheden om op Europese regelgeving invloed uit te oefenen.’ Die mogelijkheden worden volgens Henneveld lang niet altijd optimaal benut. ‘Het parlement krijgt Europese regelgeving aangediend en kan dan reageren en verbeteringen voorstellen. Daar zijn procedures voor, ook in samenwerking met andere parlementen, waardoor je kunt zeggen: ho, stop, wij willen dit niet. Commissie, ga terug met je voorstel en pas het aan, of trek het in.’ Maak daar vaker gebruik van, zegt Henneveld. ‘Dan is er meer discussie over in Nederland en kun je meedenken met, en vormgeven aan, Europa. Dan is het dus ook makkelijker om de burger erbij te betrekken. Nu wordt er vooral veel afgegeven op de EU als bepaalde regels niet uitkomen.’
‘Als Nederland zijn we gewoon te klein’
Gemiste kans Henneveld geeft toe dat het ingewikkeld is. ‘Het gaat om een enorme hoeveelheid regelgeving, dat is erg complex. Zeker voor kleine partijen in Nederland, met twee of drie zetels, is dat lastig. Die vinden het al moeilijk om de nationale regelgeving bij te houden.’ Toch is er ook bij grote partijen, en breder in de media, weinig discussie. ‘Kijk naar de afgelopen verkiezingscampagne. Was de EU nu echt een item? Nee. Ik denk dat politici het onderwerp soms bewust vermijden. Dat is jammer. Echt een gemiste kans.’ De afstand tussen de Nederlandse burger en de Europese Unie noemt Henneveld de eurokloof. ‘Daar hoort ook het idee bij dat je het allemaal maar beter aan de professionals kunt overlaten. Omdat het burgers sowieso niet zou interesseren. Maar dat is geen optie, lijkt mij. Je moet communiceren, je moet transparant zijn om draagvlak te behouden.’ Ze ziet verschillende wegen voor die communicatie. ‘Via televisie, via kranten, maar we hebben ook gezien hoe bepaalde partijen het heel goed hebben gedaan via TikTok en andere sociale media. Je zult het toch aan de man moeten brengen. Misschien via overheidscampagnes, of meer politieke debatten. Daar hebben de media zelf natuurlijk ook een rol in. Het zou al fijn zijn als ze in talkshows of nieuwsuitzendingen iedere avond een blokje van een paar minuten aan Europa besteden.’
Ambtenaren Ook ambtenaren spelen hierin een rol. ‘Vrijwel alle ambtenaren waar ik tegenwoordig mee aan tafel zit, hebben voor allerlei grote dossiers te maken met Europa. Toch hebben ook zij de neiging om te zeggen: we kunnen niet anders, want dit is nu eenmaal de Europese richtlijn. Dan zien we het weer als een zondebok. We moeten het omdraaien: wat heeft deze richtlijn precies tot doel? Waarom doen we dit, en hoe gaan we dit uitvoeren?’ De burger is niet gek, zegt Henneveld. ‘Mensen hebben heus wel door hoe groot de invloed van de EU is. En ja, dat is vaak complex en dus moeilijk uit te leggen. Maar je zult het toch moeten proberen. Om in gewoon Nederlands te vertellen waarom de dingen gaan zoals ze gaan, wat de positieve en negatieve kanten daarvan zijn.’ Wederom richt ze zich tot ambtenaren. ‘Betrek al je stakeholders hierbij. Licht doel, missie en noodzaak toe. En daarna is het belangrijk om ook heel goed te luisteren. Omdat je wil weten hoe de regelgeving uitwerkt in de praktijk.’
Grotere schaal Op grotere schaal ziet Henneveld andere mogelijkheden. De EU hoeft niet alles unaniem te doen, maar kan in wisselende samenstellingen experimenteren. ‘En dus in verschillende snelheden. Die mogelijkheden zijn er, binnen de verdragen. Je kunt met een kopgroep iets proberen en laten zien dat het werkt, dat het iets oplevert. Dan sluit de rest vanzelf aan. We zullen wel moeten. Het alternatief is namelijk dat je te weinig voor elkaar krijgt omdat je vooral ruziemaakt.’ Of Nederland in die kopgroep moet zitten, durft Henneveld niet te zeggen. ‘We zijn een beetje achteropgeraakt in diplomatieke kwesties, de afgelopen tijd. Gezien ons kabinet. Maar dat is dan een uitdaging voor de nieuwe generatie, om als Nederland weer uit te stralen dat we van alles gedaan kunnen krijgen. En dat we hiervoor ook draagvlak kunnen vinden onder de Nederlandse bevolking.’ Want uiteindelijk is alles daarop terug te voeren, zegt Henneveld: draagvlak. ‘Zonder draagvlak geen Europese Unie. En dialoog met de burger is daarvoor onmisbaar.’ ◼
Deel dit artikel