Onderzoekers strijden tegen participatiemoeheid
‘Geen participatie zonder relatie’

Tekst Luc van Koppen Beeld Aad Goudappel
Te veel onderzoek in kwetsbare wijken heeft weinig effect. Bewoners worden soms meerdere keren per dag bevraagd en de resultaten worden bij ambtenaren opgedrongen zonder veel gevoel voor de beleidspraktijk. Dat vinden onderzoekers Marieke Breed en Fenna van Marle. Gelukkig zien ze wel steeds meer goede voorbeelden.
‘Het is dat Den Haag geen dierentuin heeft; daarom komen ze bij ons’
Raak. Dat gevoel hadden Marieke Breed en Fenna van Marle vier jaar geleden nadat ze een artikel hadden gepubliceerd over participatiemoeheid. Het was in de roos. De publicatie (https://ap.lc/uBJZV) bracht een storm aan reacties op gang, vooral bijval. Breed: ‘Dat hadden we echt niet verwacht en ook niet eerder meegemaakt. Er wordt nog steeds aan gerefereerd. Het riep enorm veel herkenning op.’ Van Marle: ‘Het kreeg ook landelijke aandacht doordat journalist van De Correspondent Tim ‘S Jongers er over schreef. Het grappige was dat we het heel snel hadden geschreven, in een paar uur lag het er. Het zat ons zelf ook hoog.’
Net een dierentuin Ze vonden zelf dan ook dat het een keer moest worden opgeschreven. Hun artikel ging over de vele onderzoeken die in kwetsbare wijken plaatsvonden. Over gezondheid, leefbaarheid of sociale ongelijkheid. Zelf waren ze destijds ook betrokken bij zo’n onderzoek, in Den Haag Zuidwest. Beiden waren geschokt over wat ze aantroffen. Van Marle: ‘We schrokken van de enorme hoeveel onderzoekers, en andere professionals, die in dezelfde wijk bezig waren met vergelijkbare vraagstukken. Het gebeurde dat bewoners meerdere keren per dag werden aangesproken over hun wijk. Een jongen die ik wilde bevragen reageerde: “Je hebt zeker subsidie gekregen?” Ik was niet de eerste die hem aansprak die dag.’ Breed: ‘Ik zat een keer in een buurtcentrum te praten met bewoners. Zij vertelden me over de vele studenten en hordes ambtenaren die met een ov-fiets de wijk introkken, gewapend met een vragenlijst. Ze gaven mij aan dat het geen uitzondering was dat meerdere keren per dag een onderzoeker dat buurtcentrum binnenkwam en hen ging bevragen: hoeveel sporten jullie? Hoeveel groente eten jullie? Rook je, drink je? Een bewoner zei tegen me: “Het is dat Den Haag geen dierentuin heeft. Daarom komen ze bij ons”.’
‘Het gebrek aan tijd is vaak een belemmerende factor’
‘Iedereen is van goede wil, maar de praktijk is weerbarstig’
Bevoogdend Van Marle: ‘Alleen al het feit dat je de hele dag bevraagd wordt over hoe je je leven inricht is super stigmatiserend en bevoogdend. Daarin klinkt echt wel door dat anderen vinden dat deze mensen niet gezond leven en te weinig bewegen. Maar kijk eerst eens naar de problemen waar ze mee zitten: schulden, slechte woningen, jeugdzorg, vaak nog een trauma door de toeslagenaffaire. Er zijn andere prioriteiten. Ze hebben liever beter geïsoleerde woningen dan een vegan-café in hun buurt.’ Wat is in hun ogen nu precies participatiemoeheid? Breed: ‘Participatiemoeheid ontstaat als je iemand klakkeloos bevraagt over zijn of haar leven terwijl je niet eerst een relatie hebt opgebouwd. Vaak hebben mensen veel meegemaakt en is er veel wantrouwen richting allerlei instanties en onderzoekers. Dan krijg je geen echte antwoorden. Mensen geven oppervlakkige, sociaal wenselijke antwoorden om ervan af te zijn, of ze werken niet mee. Wil je echte antwoorden, en wil je beter beleid kunnen maken, dan zul je eerst een band moeten opbouwen. Dat kan maanden duren. Je moet elkaar eerst beter leren kennen.’ Het gebrek aan tijd is vaak een belemmerende factor, erkennen ze. Andere belangen spelen meestal een grotere rol voor het maken van een carrière dan het opbouwen van dit soort relaties. Breed: ‘Ik heb eens een directeur uitgebreid gesproken over het belang van de relatie tussen bewoners en gemeente. Hij had interessante ideeën en een goede visie. Toen we klaar waren vroeg ik of hij die dag nog de wijk in ging. “Nee,” zei hij. “Ik ga naar het gemeentehuis. Als je carrière wil maken, moet je daar zijn”.’ Van Marle: ‘Dat zegt alles! Het zou zo mooi zijn als het meer zou lonen als je investeert in relaties. Het onderzoek wordt beter, de resultaten zijn beter en je kunt beter beleid maken.’
Ook bij beleidsmakers Participatiemoeheid vindt in hun ogen niet alleen plaats bij bewoners. Een vergelijkbaar verschijnsel nemen ze waar bij beleidsmakers die te pas en te onpas worden geconfronteerd met onderzoekers die hun resultaten graag aan de man willen brengen (https://ap.lc/dOxFT). Zo werkte Van Marle de afgelopen 2 jaar aan een onderzoek naar de governance van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid, een meerjarig programma om de sociale ongelijkheid in Rotterdam-Zuid te verbeteren. Daar werken veel professionals, onderzoekers en beleidsmakers aan, en haar onderzoek ging over deze samenwerking. ‘Ik merkte dat ook de beleidsmakers veel onderzoekers op bezoek kregen met hun inzichten. Vaak met het vooringenomen standpunt dat de beleidsmakers te weinig kennis hebben van de wijk, of te weinig doen aan participatie met bewoners. Ook hier komt dat bevoogdend over en wordt niet eerst een relatie opgebouwd.’ Breed: ‘Dat is ook bij deze groep wel degelijk belangrijk, want ook beleidsmakers hebben te maken met belangen en een eigen logica. Als je daar als onderzoeker geen aandacht aan besteedt, dan is de kans groot dat je onderzoek in een la belandt. De timing van een beleidscyclus kan een rol spelen, gekozen aandachtspunten, de focus van de wethouder, of eventuele bezuinigingen. Het is lang niet altijd onwil, maar soms moet een beleidsmaker goed zoeken naar het juiste vakje voor dat bepaalde onderzoek. Als je daar geen rekening mee houdt bereik je niets.’ Van Marle zegt: ‘Het is net als bij bewoners; ook bij beleidsmakers moet je een relatie opbouwen en proberen aan te sluiten bij hun praktijk en logica. Het heeft weinig zin om rapporten onder de neus te duwen waar het niet past. Dat zien we nog te veel. Stop met participatie zonder relatie.’
Goede voorbeelden Ze zijn behoorlijk zelfkritisch op hun eigen beroepsgroep. Zien ze geen enkele kentering of goede voorbeelden? Van Marle: ‘Een kentering is te sterk, maar we zien zeker wel beweging, vooral bij de onderzoeken onder bewoners. Iedereen is ook wel van goede wil, maar de praktijk is weerbarstig.’ Breed en Van Marle komen ook zeker goede voorbeelden tegen: ‘Zoals de scriptiewerkplaats in Den Haag Zuidwest, Wijkwijs in Delfshaven en het Expertisecentrum Maatschappelijke Innovatie van de Hogeschool Rotterdam. Er is meer ethische reflectie op het doel van al het onderzoek. En de onderzoekers moeten ook iets vanuit het onderzoek teruggeven aan de wijk, zoals een publiekstoegankelijke versie van de resultaten.’ Een ander mooi voorbeeld vinden ze een pilot in Den Haag waar sommige gemeenteambtenaren stages lopen op een basisschool als vast onderdeel van hun werk. Marieke: ‘Sommigen ambtenaren helpen een dag per week als klassenassistent op een basisschool. Daardoor krijg je meer inzicht in wat er speelt, en je werkt aan vertrouwen, en je doet iets voor de wijk en haar bewoners. Dat is drie keer winst.’ ◼

Fenna van Marle is verbonden aan het Kenniscentrum Toegepaste Brede Welvaart van de Hogeschool Leiden

Marieke Breedis promovenda op het project Countering Syndemic Vulnerability – Health Campus Den Haag/De Haagse Hogeschool
Deel dit artikel