Gereedschaps­kist voor betere participatie

Kennisknooppunt brengt participatievaardigheden in kaart

Tekst Dave Schut Beeld Hilbert Krane

Welke competenties hebben ambtenaren en organisaties nodig om burger­participatie te doen slagen? Het Kennisknooppunt Participatie stelt onderzoeks­vouchers beschikbaar om op die vraag een antwoord te formuleren.

Volgens Felix Wolf en Rosalie van Beuningen is het Kennisknooppunt Participatie geen arbiter die bepaalt wat de ideale participatieprofessional is

‘Er wordt ook een vakvereniging participatie opgericht’

‘Wij willen de kwaliteit van participatie verbeteren,’ zegt Felix Wolf, plaatsvervangend programmamanager bij het Kennisknooppunt Participatie van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. ‘Dat je aan participatie doet, zegt op zichzelf nog weinig. Je kunt tien burgers bellen en concluderen dat je klaar bent, maar de vraag is hoe je de samenleving zo goed mogelijk dient met participatie.’ Om op die vraag een beter antwoord te vinden, geeft het Kennisknooppunt jaarlijks onderzoeksvouchers uit aan organisaties met relevante expertise. Dat gebeurt in samenwerking met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Andere kijk Ook dit jaar is de wens ambitieus: het Kennisknooppunt wil een compleet overzicht van alle vaardigheden die participatieprofessionals nodig hebben. En tevens een overzicht van welke competenties organisaties nodig hebben om participatie een vast onderdeel te maken van hun opereren. Dit idee kwam bovendrijven na een enquête, zegt onderzoeksmedewerker Rosalie van Beuningen. ‘Tijdens onze jaarlijkse bijeenkomst met participatieprofessionals hebben we gevraagd welke vaardigheden zij belangrijk vinden. Toen bleek dat veel van die vaardigheden sterk met elkaar samenhangen.’ Wolf: ‘Als ze bijvoorbeeld moeite hebben met het schrijven van een participatieplan, dan hebben ze vaak ook nog niet zoveel ervaring met het organiseren van een bewonersavond.’ Deze ontdekking leidde tot een andere kijk op de vereiste kennisontwikkeling. ‘Misschien moeten we ons niet richten op specifieke vaardigheden,’ zegt Van Beuningen, ‘maar op wat wij noemen niveaus van vaardigheden.’ Een soort gereedschapskist dus, die voor alle participatieprofessionals nuttig is, ongeacht het specifieke project waaraan zij werken. Zo werd de oproep voor de onderzoeksvouchers heel concreet, zegt Wolf. ‘We willen een tabel met alle competenties die belangrijk zijn voor participatie. Een tabel voor een individuele professional en een tabel voor een organisatie.’ Hij benadrukt dat het om een verkennend onderzoek gaat en verwacht geen sluitend antwoord. ‘Dat kan ook helemaal niet in een paar maanden. Eerst willen we weten: is dit überhaupt een juiste aanpak?’

Knowhow Het woord kennis valt vaak in dit gesprek, maar Van Beuningen nuanceert die term. ‘Het gaat bij ons veel meer om knowhow. Dus eerder praktisch toepasbare handvatten dan cognitieve, academische kennis.’ ‘Ja,’ zegt Wolf, ‘het gaat ook om houding en gedrag. Hoe moet ik mij bijvoorbeeld verhouden tot een burger? Moet ik empathisch zijn of juist niet? Dat zijn vragen die bij participatie een grote rol spelen.’ De potentie van de gewenste tabellen reikt ver. Het Kennisknooppunt kan ze gebruiken om te kijken waar meer onderzoek naar gedaan moet worden. Opleidingen kunnen ze gebruiken om hun curriculum te toetsen. En organisaties kunnen ze in de toekomst mogelijk gebruiken bij personeelsbeleid. ‘Als je nieuwe mensen aanneemt en wilt dat ze aan de slag gaan met participatie,’ zegt Wolf, ‘dan weet je door zo’n tabel bij een vacature precies waar je naar moet vragen.’

Gemeenschappelijk beeld Het Kennisknooppunt is eveneens betrokken bij de oprichting van een vakvereniging voor participatie. Ook daarbij kunnen de resultaten van pas komen. Wolf: ‘Het biedt straks mogelijkheden tot het vormen van een gemeenschappelijk beeld over het vak participatie. Een bureau of instituut kan laten zien: ik heb mensen die deze competenties beheersen; van ons kun je goed advies verwachten.’ Klinkt handig; je vraagt je af waarom zo’n overzicht nog niet bestaat. Wolf noemt twee oorzaken. ‘Academische onderzoekers richten zich meestal op specifieke vaardigheden, dus op een of enkele vakjes uit zo’n tabel, niet op het totale overzicht. Daarnaast is de context altijd van belang. Een participatieproject speelt zich vaak af in een specifieke wijk of binnen een specifiek thema, zoals participatie bij het isoleren van huurwoningen ten behoeve van de energietransitie. Dan heb je maar een deel van die vaardigheden nodig en houd je je met de rest niet bezig. Er is dus veel losse kennis, maar weinig geïntegreerde kennis. Wij kunnen als ministerie het geheel bekijken.’ Een onderzoeksvoucher gaat dit jaar naar een gemeenschappelijk voorstel van de onderzoeks- en adviesbureaus EMMA en Moventem. Zij gaan zich met beide overzichten bezighouden. Daarnaast zijn er nog twee onderzoeksvouchers voor het inzoomen op bijvoorbeeld de organisatie van feedback. In april 2026 worden de resultaten van EMMA en Moventem verwacht. Vervolgens gaan participatieprofessionals deze resultaten toetsen. Wolf: ‘Zij kunnen ons als onderzoekers en ervaringsdeskundigen ook vertellen welke vaardigheden je uit boeken kunt leren, en voor welke vaardigheden je vooral veel moet oefenen in de praktijk. Dit is allemaal een eerste stap in een veel langer traject, maar wel een stap die het participatieveld echt verder kan brengen.’

‘We willen inzicht geven in hoe je je zou kunnen ontwikkelen’

Uitstekend middel Het grotere doel is om beleid meer in samenspraak met burgers te maken, zeggen Wolf en Van Beuningen. Zodat het beleid beter aansluit bij wat er speelt in de samenleving. De overheid moet zich hiervoor verder ontwikkelen, en het Kennisknooppunt beschouwt participatie als een uitstekend middel daarvoor. Van Beuningen: ‘We willen met dit onderzoek de kwaliteit van participatie bevorderen, en het in kaart brengen van competenties is daar onderdeel van. Maar dit betekent niet dat wij onszelf als een soort arbiter zien die bepaalt wat de ideale participatieprofessional is. Zeker in deze fase zien we dat niet zo. We willen meer inzicht geven in hoe je je zou kunnen ontwikkelen, als je zou willen. Zodat je kunt bepalen welke competenties je zelf hebt, welke je als team hebt en welke je nog zou kunnen gebruiken in voor jou relevante situaties.’ Wolf knikt. ‘Die competenties hoeven dus echt niet allemaal in een persoon te zitten. Je kunt als team een heleboel afdekken. En dat geldt ook voor organisaties, die weer andere organisaties bij een project kunnen betrekken om gezamenlijk tot dat totaal te komen.’ ◼

Deel dit artikel