Jet Bussemaker over onmacht en onbehagen
‘De grote vraagstukken zijn niet zomaar te fiksen’

Tekst Rutger van den Dikkenberg Beeld Hilbert Krane
Maatschappelijk onbehagen kan een aanjager zijn van vernieuwing in de samenleving. Maar we moeten oppassen dat onbehagen niet omslaat in onmacht, waarschuwt Jet Bussemaker. De voorzitter van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving pleit in een stevig essay voor een nieuwe sociale architectuur om het tij te keren.
‘Er lijkt helemaal geen dialoog meer te zijn tussen de samenleving en de politiek’
In de maand dat Nederland voor de derde keer in 4 jaar tijd naar de stembus gaat om een nieuwe Tweede Kamer te kiezen, viert de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) zijn tienjarig bestaan. Onbehagen en onmacht staan centraal in het essay Doen en laten dat ter ere van dat jubileum is gepubliceerd. Het stuk leest als een aansporing aan de politici en bestuurders die na de verkiezingen aan de slag moeten: beloof de burger niet dat je alle grote problemen zomaar eventjes kunt fiksen, maar vertel ze eerlijk dat eenvoudige oplossingen niet bestaan. ‘Er lijkt helemaal geen dialoog meer te zijn tussen de samenleving en de politiek,’ constateert voormalig OCW-minister Jet Bussemaker, sinds 2019 voorzitter van de RVS. ‘Dat leidt ertoe dat de politiek vooral de dingen doet die ze niet moet doen om het onbehagen te kanaliseren. Door steeds te beloven dat je op korte termijn dingen kunt fiksen die eigenlijk helemaal niet snel door de overheid gefikst kunnen worden, voed je juist het onbehagen. Een lekke band kun je fiksen, of een kapotte schoen. Maar als het gaat om de grote vraagstukken, zoals duurzaamheid of de toekomst van de zorg, dan spelen er heel veel elementen een rol. Dat valt niet zomaar te fiksen. Daar moet je eerlijk over zijn.’ De afgelopen 10 jaar heeft de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving in meerdere rapporten gewezen op de spanningen en polarisatie in de samenleving. En ook in adviezen van voorgangers van de RVS, zoals Het onbehagen voorbij van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) uit 2013, werd al geconstateerd dat onbehagen een zelfstandig thema is waar politiek aandacht voor nodig is. Bussemaker grijpt het jubileum aan om terug te kijken en om te laten zien waar de raad nu staat. ‘Al die rapporten zijn nog actueel en urgent,’ stelt ze. ‘Als we terugkijken, zien we dat het maatschappelijk onbehagen blijft groeien.’
Onvermogen De groeiende ontevredenheid komt voort uit het onvermogen van de overheid om de grote maatschappelijke problemen op te lossen, constateert de raad in het essay. Neem de zorg. Niet alleen is de zorgvraag het afgelopen decennium gegroeid, ook de aard van de problematiek is veranderd. Door het woningtekort zijn er meer mensen dakloos. Het clichébeeld van de verslaafde zwerver gaat allang niet meer op: ook jonge moeders die geen sociale huurwoning toegewezen krijgen, maar onvoldoende inkomen hebben voor private huur, belanden nu steeds vaker op straat. Als je niet oppast, waarschuwt Bussemaker, slaat dat onvermogen over op de burger. In veel van de adviezen van de afgelopen jaren wordt geconstateerd dat veel onmacht voortkomt uit de manier waarop maatschappelijke problemen worden aangepakt, zegt ze. Te vaak worden er te simpele oplossingen voorgesteld voor problemen die niet eenvoudig zijn op te lossen. Neem het woningtekort. Er zijn partijen die beweren dat de huisvestingscrisis alleen maar veroorzaakt wordt doordat er te veel asielzoekers naar Nederland komen, die de schaarse woningen inpikken. ‘Als je dat gevoel stimuleert, stuur je op een oplossing die niet realistisch is. Want asielzoekers zijn niet de veroorzaker van de huisvestingscrisis.’ Het leidt ertoe dat inwoners steeds vaker het gevoel krijgen dat politici veel beloven, maar weinig voor elkaar krijgen. En dat geldt niet alleen voor de partijen op de flanken, ‘maar inmiddels ook bij een deel van de middenpartijen’, zegt Bussemaker.
‘Geef als overheid de ruimte’
Katalysator Onbehagen hoort bij een democratie, waarin burgers nooit volledig hun zin kunnen krijgen, maar ook rekening moeten houden met anderen. En onbehagen kan ook een katalysator zijn van vernieuwing en verandering, als de samenleving de handen ineenslaat om te werken aan een oplossing voor maatschappelijke problemen. ‘Maar je voedt juist het onbehagen als er niet adequaat op wordt gereageerd,’ meent Bussemaker. ‘Bijvoorbeeld wanneer mensen geen ruimte voelen om er zelf iets aan te doen, of als hen moedwillig een rad voor ogen wordt gedraaid omdat er te weinig wordt waargemaakt van wat wordt beloofd. Dan verliezen inwoners grip en kan onbehagen omslaan in onmacht.’ Door in simpele reflexen te schieten bij complexe problemen help je de samenleving niet verder, constateert Bussemaker. In sommige gevallen werkt het juist averechts. Neem de decentralisaties van 2015 in het sociaal domein en de jeugdzorg. De Participatiewet gaat uit van de burger die zelfredzaam is. Maar in de praktijk bleek dat mensbeeld een vorm van wensdenken, en kwamen mensen juist in de knel omdat ze toch meer hulp nodig hadden dan gehoopt. Datzelfde geldt voor de soms stevige reacties op incidenten. Die moeten daadkracht uitstralen en het risico op herhaling beperken. Maar de toeslagenaffaire heeft laten zien dat zulke maatregelen juist nieuwe problemen kunnen veroorzaken, aldus Bussemaker.
Architect Wie het essay leest, zou er haast zelf een gevoel van onmacht door krijgen. Maar dat is niet de bedoeling, zegt Bussemaker, en ook niet nodig. Want het kan anders. ‘We moeten op een andere manier gaan denken,’ stelt ze. ‘Ik heb me als burger, en ook als minister, ook weleens onmachtig gevoeld. Het gaat er dan vooral om dat je een situatie zo kunt vormgeven dat je weer handelingsperspectief voelt, op een manier dat je daar ook de complexiteit in meeneemt.’ Dat kan het best door veel minder top-down te werken, maar door samen met inwoners naar oplossingen te zoeken, zegt Bussemaker. Juist door gebruik te maken van de ‘onderstroom van goede initiatieven van mensen die het anders willen doen’, kun je beleid maken dat wél positieve effecten heeft. Maar er is meer nodig. Het zou de samenleving helpen als de overheid beter voor ogen heeft wat haar rol is, en zich daar ook aan houdt. Wat ze moet doen dus, en vooral ook wat ze moet laten. De RVS kijkt daarvoor naar de architectuur. Een goede architect ontwerpt muren en fundamenten, juist om leegte te maken die de gebruikers volgens hun eigen wensen kunnen inrichten. Het is niet de architect die bepaalt waar de boekenkast en de kantoormeubelen komen te staan, maar de bewoner. Bussemaker: ‘Op die manier kun je ruimte laten voor mensen om zelf in te vullen hoe ze de samenleving zien. Zo creëer je situaties waarin anderen het initiatief kunnen nemen. En er zijn al heel veel mooie voorbeelden. Er zijn zorgcoöperaties ontstaan, energiecoöperaties. En er zijn talloze bewegingen voor nieuwe wijk- en parkinrichtingen en voor wijkondernemingen.’
‘Onbehagen hoort bij een democratie’
Rust en duidelijkheid Ze gaat verder: ‘Er is een enorme drive om samen met anderen iets te willen betekenen en om iets te doen. Geef dan als overheid de ruimte, creëer die leegte, zodat dit soort initiatieven zich ook kunnen ontwikkelen, in plaats van in micromanagement te vervallen of tot in detail verantwoordingsnormen voor te schijven. Ook voor de overheid wordt het dan veel duidelijker waar ze zich wel en niet in moet mengen. Dat geeft heel veel rust en duidelijkheid. Ik denk dat daar heel veel behoefte aan is.’ Bussemaker is optimistisch. ‘Er gebeuren dus heel veel mooie dingen. Als je die de stroom mee zou geven, dan is Nederland nog steeds een prachtig land. De condities om ook in de toekomst op een fijne manier met elkaar samen te leven, zijn enorm goed. Maar dan moeten we wel meer openheid creëren en meer doen voor de hele grote groep burgers die wel wil, maar die nu weinig in het politieke debat aan bod komt.’ ◼
Deel dit artikel