
Niet de Woo faalt, maar de overheid zelf
Onderzoekers waarschuwen: wie de wet beperkt, pakt de verkeerde oorzaak aan
Tekst Dave Schut Beeld Gideon Borman
In Den Haag klinkt steeds luider de roep om de Wet open overheid (Woo) in te perken. Politici schilderen de wet af als onuitvoerbaar en te belastend voor ambtenaren. Maar nieuw onderzoek trekt die conclusie hard onderuit. Niet de wet is het probleem, zeggen de onderzoekers, maar de rommelige informatiehuishouding van de overheid zelf. En zolang daar niets aan verandert, blijft transparantie een illusie.
‘De conclusie is dat de meeste aannames niet kloppen’
Tim Staal en Marlinde Weener werkten mee aan het onderzoek Woo-bingo. Terugkerende aannames over de Wet open overheid ontkracht. Staal namens SPOON, expertisecentrum voor Woo-verzoekers, Weener namens Open State Foundation, dat zich al langer inzet voor een transparante overheid. Het probleem is niet de Woo, is grofweg hun conclusie, maar de informatiehuishouding en werkwijze van de overheid. Die kunnen beter. Moeten beter. Al wil Staal voorkomen dat het rapport wordt platgeslagen, benadrukt hij meerdere keren tijdens dit gesprek. Hij heeft alle begrip voor ambtenaren die moeite hebben met de uitvoering van de Woo.
Enorme last Politici die beweren dat de Woo moet worden ingeperkt, doen dat op basis van aannames. ‘Die aannames hebben wij onderzocht,’ vertelt Weener. ‘We hebben ze naast concrete data gelegd. En daaruit volgt de conclusie dat de meeste aannames niet kloppen.’ Maar eerst even terug in de tijd: hoe zijn we hier beland? Want de Woo werd aanvankelijk breed gesteund. Staal: ‘In de jaren waarin Pieter Omtzigt groot werd en de toeslagenaffaire veel in het nieuws was, werd het belang van openbaarheid door vrijwel iedereen geprezen. Maar vervolgens kwam de coronaperiode en toen is dat beeld gekanteld.’ Het ministerie van VWS beschouwde de verplichting tot openbaarheid als een enorme last. ‘En dat idee verspreidde zich. Dus toen de Woo eenmaal in werking trad, kwam er vanuit ambtelijk en bestuurlijk Nederland veel weerstand los. De boodschap was eigenlijk: we hebben een wet aangenomen die nu al onuitvoerbaar is.’ Deze trend heeft inmiddels ook de politiek bereikt. Zelfs partijen die eerder enthousiast waren over de Woo, zoals de PVV en BBB, komen in verzet.
Hoeveel geld Een van de aannames onder die kritiek is dat er steeds meer omvangrijke Woo-verzoeken zouden zijn, en dat het systeem dit niet aankan. ‘Maar dat klopt niet, blijkt uit ons onderzoek,’ zegt Weener. ‘Het aandeel zeer omvangrijke verzoeken is redelijk stabiel gebleven.’ Wat daarnaast opvalt, is dat omvangrijke verzoeken relatief sneller worden afgehandeld dan kleine verzoeken. Dit wijst volgens de onderzoekers op andere factoren die de vertraging veroorzaken, zoals die gebrekkige informatiehuishouding, of verzoeken die simpelweg te lang blijven liggen. Onlangs begon het ministerie van Financiën in elk Woo-besluit op te nemen hoeveel geld een verzoek heeft gekost. Volgens Staal zijn de genoemde bedragen illustratief voor de onpraktische wijze waarop de verzoeken worden verwerkt. ‘Een besluit waarbij precies nul documenten waren aangetroffen en dus ook nul documenten openbaar waren gemaakt, had volgens de berekening van het ministerie 21.700 euro gekost. Dat toont het probleem met de informatiehuishouding.’
Informele kanalen Weener stelt dat er genoeg mogelijkheden zijn binnen de huidige wet om de uitvoerbaarheid te verbeteren. ‘Er wordt bijvoorbeeld gezegd dat voornamelijk kleinere organisaties veel moeite hebben met de Woo. Maar we weten ook dat gemeenten heel weinig met journalisten in gesprek gaan om een verzoek behapbaar te krijgen. Terwijl journalisten hier wel degelijk voor openstaan.’ Volgens Staal speelt mee dat we in Nederland geen documentenregister hebben. ‘Dat houdt per definitie in dat de verzoeker niet weet wat er aan documenten beschikbaar is binnen de overheid. Waaruit logischerwijs voortvloeit dat je een vrij omvangrijk verzoek moet doen om de informatie te vinden die je nodig hebt. Als er wel zo’n register komt, is dit zowel voor mensen binnen als buiten de overheid erg nuttig. Wat overigens niet betekent dat alle appjes en mailtjes daar ook in moeten, zolang die maar wel binnen de Woo blijven vallen.’ Daarnaast zijn we in Nederland gewend aan informele communicatie, zegt Staal. ‘We hechten te weinig belang aan de wens dat iedereen de besluitvorming kan volgen. Veel wordt afgetimmerd via informele kanalen.’
Groningse methode ‘Ja,’ vult Weener aan, ‘als je alleen formele stukken opvraagt, zoals overheidsinstanties graag willen, dan mis je gewoon een deel van het verhaal.’ De digitalisering biedt kansen, zegt ze. ‘Die zorgt er natuurlijk voor dat er in rap tempo informatie wordt gecreëerd, maar de digitalisering kan ook voor de oplossing zorgen om die informatie weer makkelijk terug te vinden. Zoals we zien bij de Groningse methode, waarbij je in een database niet alleen op titel maar ook op inhoud kunt zoeken.’ Staal noemt het lastig dat niemand echt verantwoordelijkheid neemt voor de Woo. ‘Formeel is de minister van Binnenlandse Zaken verantwoordelijk, maar die neemt toch meer een begeleidende, faciliterende positie in. Zodra het complex wordt, is dan de conclusie: elk bestuursorgaan moet zelf een oplossing bedenken. Maar dat betekent dus ook dat ze allemaal zelf het wiel opnieuw moeten uitvinden. Veel overheden kennen die Groningse methode niet eens.’ Wanneer je de Woo inperkt, pak je volgens Staal het verkeerde probleem aan. ‘Door inperking zouden verzoekers bijvoorbeeld per keer slechts vijftig stukken kunnen opvragen. Maar als jij niet weet welke stukken je nodig hebt, maakt de overheid de selectie. Die werkt dan met een eigen definitie van wat relevant is. Terwijl het belangrijkste mailtje daar misschien wel buiten valt.’
‘Het is lastig dat niemand echt verantwoorde- lijkheid neemt’
Andere aanpak De onderzoekers pleiten dan ook voor een andere aanpak. ‘Allereerst moet je proberen om die uitvoerbaarheid te vergroten,’ zegt Weener. ‘Dat doe je bijvoorbeeld door een Woo-contactpersoon beter bereikbaar te maken, de parafenlijn in te korten of de informatiehuishouding te verbeteren.’ ‘Hoe eerder de overheid hiermee begint, hoe beter,’ zegt Staal. ‘Dan wordt het veel makkelijker om op een consequente manier de besluitvorming vast te leggen. Vooralsnog lijkt daar weinig animo voor, maar het is de enige oplossing. Als je de Woo inperkt, doe je eigenlijk niets. Dan blijven die informele kanalen bestaan, blijft de informatiehuishouding chaotisch en heb je nog altijd dezelfde problemen.’ ◼
Deel dit artikel