
Scherpe keuzes
Terwijl de aandacht de laatste tijd vooral uitgaat naar de Europese topoverleggen over Oekraïne, is in relatieve stilte een proces begonnen dat minstens zo bepalend is voor de toekomst van de Europese Unie (EU): de vaststelling van een meerjarenbegroting voor de periode 2028-2034. In de meerjarenbegroting (in EU-jargon: het meerjarig financieel kader) wordt voor een periode van zeven jaar vastgelegd hoeveel de EU mag uitgeven, waar dat geld in grote lijnen naartoe gaat en waar het vandaan moet komen. Half juli gaf de Europese Commissie daarvoor de aftrap met een voorstel waarin de totale omvang van de begroting stijgt, er een verschuiving plaatsvindt van landbouwbeleid en steun voor arme regio’s naar veiligheid en economische innovatie en een deel van de begroting wordt gefinancierd met nieuwe heffingen die direct naar de EU gaan. In een eerste reactie liet minister Heinen van Financiën weten dat de voorgestelde begroting veel te hoog is en dat de bijdrage van Nederland in ieder geval niet omhoog mag gaan. Daarmee volgt hij een vertrouwd patroon in de Nederlandse inzet rond de EU-begroting. Die is al jarenlang gericht op het laag houden van de totale uitgaven en de Nederlandse afdracht aan de EU. In het regeerakkoord van het kabinet-Schoof was daarom vanaf 2028 alvast een korting van 1,6 miljard euro op de EU-bijdrage ingeboekt.
Sebastiaan Princen is universitair hoofddocent op het gebied van bestuur en beleid in de Europese Unie aan de Universiteit Utrecht.
En dat terwijl het voorstel van de Commissie veel bevat wat de Nederlandse regering zou moeten aanspreken: meer uitgaven voor concurrentievermogen en innovatie, meer flexibiliteit in de besteding van middelen, investeringen in defensie, aandacht voor naleving van rechtsstatelijke normen. Allemaal punten die het kabinet in maart benadrukte in een Kamerbrief over de Nederlandse inzet voor de meerjarenbegroting – naast een beperkte totale omvang en een lage Nederlandse afdracht. Gezien dit wensenlijstje wordt het tijd voor de Nederlandse regering om haar knopen te tellen. Je kunt je onderhandelingskrediet immers maar een keer inzetten. Als je vol voor een punt gaat, kun je niet te veel eisen stellen over andere onderwerpen. En dat terwijl de voorgestelde verschuivingen in bestedingen op veel weerstand kunnen rekenen in andere lidstaten en waarschijnlijk nog flink onder vuur zullen komen te liggen in de verdere onderhandelingen. Een eenzijdige inzet op de totale omvang van de begroting en de eigen bijdrage betekent dat Nederland op die punten zal moeten toegeven. De eerste reactie van Heinen voorspelt in dat licht weinig goeds. Weer ging het vooral over de totale omvang en niet over de keuzes die daarbinnen worden gemaakt. In de Kamerbrief uit maart riep het kabinet de Europese Unie op om ‘scherpe keuzes’ te maken in de volgende meerjarenbegroting. Dat is ook een goed advies voor de Nederlandse regering zelf. Gaat Nederland alleen voor een kleine EU-begroting met een lage Nederlandse afdracht of wil het een rol van betekenis spelen in de inhoudelijke gesprekken over de toekomst van de EU?
Deel dit artikel