Hoogleraar Sarah Giest over digitale inclusiviteit:

Vergeet de bibliotheken, buurthuizen en bankjes niet

Tekst Luc van Koppen Beeld Aad Goudappel

De overheid investeert fors in datagedreven processen, AI en smart cities om haar dienstenverlening te moderniseren. Maar zolang daarbij geen oog is voor de fysieke en sociale infrastructuur – zoals bibliotheken, buurthuizen en bankjes of ontmoetingsplekken in de wijk – blijft echte inclusiviteit buiten bereik. Dat constateert Sarah Giest, hoogleraar beleid, innovatie en duurzaamheid aan de Universiteit Leiden.

‘Er is een grote groep mensen die afhankelijk is van persoonlijk contact’

‘Ik zie overal dat de overheid veel investeert in digitale vaardigheden van mensen,’ zegt Sarah Giest. ‘Hoe je met een computer moet omgaan en hoe je bijvoorbeeld ChatGPT kunt gebruiken om de weg te vinden. Ook worden formulieren in verschillende talen beschikbaar gesteld. Maar dit alles heeft alleen zin voor de mensen die al online zijn!’ ‘Er is een groep mensen die je hier niet mee bereikt en die stelselmatig over het hoofd worden gezien,’ aldus Giest. ‘Die zijn afhankelijk van persoonlijk contact. En dat vinden ze bijvoorbeeld in een bibliotheek of buurthuis waar vrijwilligers helpen. Of bij een voetbalclub of een bankje in het park waar je buurtgenoten tegenkomt. En bij familieleden en vrienden. Die informele, lokale voorzieningen zijn essentieel als je inclusief wilt zijn. Maar ze worden ten onrechte vaak over het hoofd gezien.’

Lifeline Optimistisch is ze niet. Maar wel energiek. Giest onderzoekt al ruim 10 jaar digitale innovatie bij de overheid. Ze ziet het geloof bij de overheid in datagedreven processen alleen maar groeien. Daarentegen is er weinig oog voor wat ze noemt ‘de sociale, informele infrastructuur’. Sterker nog, daar wordt vaak op bezuinigd. Terwijl deze offline voorzieningen voor een groep mensen een lifeline betekenen in de omgang met de overheid. Het gevolg is dat een groep mensen niet wordt bereikt, afhaakt en het vertrouwen in de overheid verliest. Ze ziet deze kloof eerder groter worden dan kleiner. Waar kan dat toe leiden in de praktijk? ‘Meer afstand en zelfs wantrouwen. Stel, iemand krijgt een brief van het UWV met alleen een e-mailadres. Sommige mensen durven geen mail terug te schrijven. Ze zijn bang om fouten te maken en overzien dan de gevolgen niet. Ze gaan met de brief naar het loket. Daar kan de loketmedewerker alleen maar aangeven dat ze via mail kunnen reageren. Als er verder geen persoonlijk contact mogelijk is, neemt het vertrouwen alleen maar af. Dit gaat niet alleen over digitale vaardigheden, maar over de bredere vraag of mensen überhaupt toegang hebben tot ondersteuning en begrijpelijke kanalen om de overheid te bereiken.’

Eigen ervaring Giest heeft zelf ook de nodige ervaring opgedaan met het overbruggen van een kloof om contact met de overheid te maken. Oorspronkelijk is ze Duits, en voordat ze naar Nederland kwam, heeft ze gewoond en gewerkt in Canada, Denemarken en Zweden. In al die landen sprak ze niet de eerste taal van dat land en was ze niet bekend met de administra- tieve procedures. ‘In Zweden bijvoorbeeld, moet je bij een zorgvraag altijd eerst een telefoonnummer bellen. Dan leggen ze je telefonisch uit waar je naartoe kunt met je klacht. Dat is een flinke drempel als je de eerste taal van het land niet spreekt. Je hebt geen idee als je nieuwkomer bent. Dat moet je zelf uitzoeken en dat doe je vaak met behulp van informele contacten.’ Bij de aanvaarding van haar leerstoel over beleid, innovatie en duurzaamheid (13 september 2024) stond in haar oratie (https://scholarlypublications.universiteitleiden.nl/handle/1887/4092538) deze keerzijde van digitalisering van overheidsdienst­verlening centraal: Location unknown: Bridging offline and online infrastructures in policymaking. Wat bedoelt ze met location unknown? Giest: ‘De overheid heeft weinig tot geen zicht op deze groep burgers. Ze is moeilijk in kaart te brengen en lastig te vatten in data. Er is weinig zicht op de grootte van de groep, wie ze zijn en waar ze precies behoefte aan heeft. Dat maakt een eenduidige oplossing ook lastig.’

‘Staar je niet blind op de verlokkingen van AI en het datagedreven werken’

Niet in data Uit haar onderzoek blijkt in ieder geval dat het om een heel diverse groep gaat. In haar oratie beschrijft ze de casussen van Hans, Soraya en Sylke. Hans is een bouwvakker die niet gewend is aan leeswerk. Zijn vrouw deed de administratie en sinds haar overlijden is hij afhankelijk van anderen voor hulp. Soraya is gevlucht met haar kind. Vanwege de taalbarrière is ze afhankelijk van vrijwilligers in de bibliotheek en een “taalmaatje”. Sylke wil haar buurt vergroenen en loopt tegen een wirwar aan procedures aan, waar ze niet aan is gewend. Ze krijgt steun via contacten in de buurt. Rode draad: allen zoeken eerst persoonlijk contact. De online dienstverlening komt hooguit op de tweede plaats. Ook constateert Giest dat de ondersteuning moeilijk te standaardiseren is. ‘Vrijwilligerswerk is zeer gevarieerd en bestaat in vele vormen, vaak verschillend per buurt. Dat is één van de oorzaken van de onderschatting door de overheid. Het zit niet in data. Het past niet in een spreadsheet. Het effect van een bankje in het park is moeilijk te meten. Het heeft een sterke informele component, en dat maakt het voor overheden lastig.’

Advies Tot haar verbazing is ze nog niet gevraagd door overheden voor advies. ‘Ze kunnen me altijd bellen. Maar ik merk ook dat er binnen de overheid heel verspreid wordt gewerkt aan digitale innovaties. Dat verklaart het wellicht. Overigens heb ik wel contact met medewerkers van BZK die betrokken zijn bij de digitale overheid. Ze geven aan dat ze veel bezig zijn om bijvoorbeeld de taal van apps en van formulieren te vereenvoudigen. Dat is natuurlijk goed. Maar het is slechts één knop waaraan je kunt draaien. Het onderliggende vraagstuk is: hoe bereik je mensen zodat ze de app en die formulieren sowieso kunnen vinden?’ Op dit moment doet ze onderzoek naar de rol van bibliotheken en buurthuizen, met speciale aandacht voor de manier waarop vrijwilligers fungeren als laagdrempelige schakel tussen burgers en overheidsdiensten. In buurten waar formele ondersteuning ontbreekt of waar inwoners weinig vertrouwen hebben in digitale overheidssystemen, blijken deze plekken cruciaal te zijn voor informele hulp bij het invullen van formulieren, het verkrijgen van informatie en het navigeren van administratieve processen.

Ga de deur uit Wat is nu haar advies aan ambtenaren die betrokken zijn bij digitale innovatie? Giest: ‘Staar je niet blind op de verlokkingen van AI en het datagedreven werken. Ga de deur uit, de buurt in. Probeer meer zicht te krijgen op de tussenlagen die mensen gebruiken. Van welke informele voorzieningen maken mensen gebruik? Wat gebeurt er in de bibliotheken, buurthuizen, welke openbare gelegenheden zijn er nog meer? Hoe kun je deze voorzieningen versterken? Het hoeft echt niet meer geld te kosten. Integendeel. Ik denk dat allerlei cursussen in digitale vaardigheden meer kosten dan een paar bankjes in het park. Zulke ontmoetingsplekken zijn geen luxe, maar een noodzakelijke aanvulling op digitale innovatie. Ze vormen het fundament voor vertrouwen, bereikbaarheid en echte inclusie.’ ◼

Sarah Giest is hoogleraar Beleid met een focus op innovatie en duurzaamheid aan het Instituut Bestuurskunde van de Universiteit Leiden. Ze ontwikkelt een interdisciplinaire onderzoeks­agenda en geeft les over het gebruik van een beleidsperspectief om technische, milieu- en sociale oplossingen te bekijken die duur­zame samenlevingen vormgeven.

Deel dit artikel