Stiltes structureren tekst en woorden scheppen werelden
Op zoek naar het vanzelfzwijgende
Tekst Mark van Ostaijen Beeld Shutterstock
Een goede talige analyse let niet op datgene wat wordt gezegd, maar heeft oog voor dat wat wordt verzwegen. Vooral beleidsmakers hebben een talig beroep met een zekere vorm van definitiemacht en articulatiemacht: diegenen met definitiemacht kunnen vensters op het bestaande kantelen. Juist zij hebben een morele plicht om op zoek te gaan naar de vanzelfzwijgende vanzelfsprekendheden die in stilte een vraagstuk ordenen.
‘Als politiek een taalstrijd is, dan is taal ook politiek’
Aan het begin van mijn promotieonderzoek vertrouwde mijn promotor me toe dat de insteek van het onderzoek vrij eenvoudig was: ‘Mark, jij gaat onderzoek doen naar de gevolgen van arbeidsmigratie voor Nederland.’ Maar na verloop van tijd leerde ik een duidelijke les, namelijk dat de taal die ikzelf bezigde erg beladen, niet neutraal en niet onschuldig is. En dat woorden consequenties hebben. Doordat er in Nederland werd gesproken over “migratie” en in Brussel over “mobiliteit” en er dus een totaal ander beeld bestond over de legitimiteit van zoiets als “integratie”, ontstonden er tussen Brusselse en Haagse ambtenaren doven-dialogen. Door – soms bewust – niet de juiste taal te spreken, leidde dat ook tot het uitblijven van gecoördineerd beleid en wet- en regelgeving. Als politiek een taalstrijd is, dan is taal ook politiek. Zodoende leerde ik dus: woorden scheppen werelden. Dat werd de titel van mijn proefschrift: Taal heeft directe consequenties.
Klassieke les Taal doet ertoe. En het gaat me daarbij niet om wat bestuurskundige Mark van Twist de “verbale vernieuwing” noemt van het verhangen van de bordjes, wat periodiek gebeurt. Zoals de in onbruik geraakte begrippen als gehandicapten, allochtonen, slaven of het woord blank. Het gaat me ook niet om de periodieke mode om bepaalde hoera-woorden te bezigen zoals: innovatie en duurzaamheid. Of metaforen als: roadmaps, spoorboekjes, de BV Nederland of het politieke midden. Het is mooi aan een levende taal dat die periodiek aan opschoning blootstaat, dat is taal eigen. Maar wat voor mij een van de belangrijkste lessen was uit mijn proefschrift, is dat een goede talige analyse niet zozeer alleen let op datgene wat wordt gezegd, maar vooral oog heeft voor dat wat wordt verzwegen. Een klassieke les uit de taalfilosofie: stiltes structureren tekst. Dat is in lijn met wat de Franse filosoof Jacques Derrida stelt: dat ons aanwezige denken (dat wat er is) wordt gekenmerkt door afwezigheid (dat wat er niet is, dat wat wordt verzwegen). Het is namelijk vaak datgene wat in stilte de logica van een vraagstuk ordent. We noemen dat namelijk doorgaans datgene wat vanzelfsprekend is. Maar dat wat vanzelfsprekend is, spreekt doorgaans niet “vanzelf”. Er is eerder sprake van wat de Amsterdamse socioloog Abram de Swaan “vanzelfzwijgendheid” noemt. Immers, over datgene wat vanzelfsprekend is, wordt vaak gezwegen. En ik bedoel dat niet als een diepzinnige oppervlakkigheid, dat het ook wel leuk kan zijn om te kijken naar wat er niet wordt gezegd. Nee. Het gaat mij er vooral om dat je actief op zoek moet gaan naar die stiltes om het denken te kantelen. Laat ik dat illustreren.
Deeltijdluxe Enige tijd geleden raakte ik namelijk betrokken bij de discussie rondom emancipatie. En in Nederland wordt emancipatie namelijk nogal snel gereduceerd tot een vrouwenzaak en voordat je het weet heeft men het over deeltijdprinsesjes die als luie luxepaardjes baden in deeltijddecadentie. Nederlandse vrouwen zouden zelfs kampioen deeltijdwerk zijn in Europa, zo stelde de minister in Kamerbrieven, meldt het CBS en stelt de Emancipatiemonitor van het SCP. Zodoende werd ik door verschillende journalisten bevraagd op deze thematiek. Zou het hier gaan om verwende prinsesjes, deeltijdluxe en ‘waarom werken vrouwen niet meer?’. Maar wie serieus naar de cijfers kijkt ziet iets heel anders. Allereerst zijn ook mannen kampioen deeltijdwerk in Europa. Maar dat is blijkbaar minder een probleem. En zoomen we wat verder in, dan zien we nog wat anders. Zo heeft 73 procent van de werkende mannen een voltijdbaan. En zodra er in een Nederlands gezin kinderen komen, blijkt uit onderzoek, blijven 9 op 10 voltijds werkende mannen gewoon in voltijd werken, zoals ik al eerder in Publiek Denken (https://ap.lc/OGkSj) schreef. Zodoende ligt het ware probleem wellicht niet bij deeltijdprinsesjes maar bij voltijdsprinsjes, die mannen die geen enkele afslag maken op hun zorgtaken en stoïcijns carrière kunnen blijven maken, ondanks de wens om vader te worden. Daarmee is niet de vraag waarom vrouwen niet meer werken maar de vraag waarom mannen niet meer zorgen ineens heel legitiem. Het begrip voltijds-prinsjes stelt ons in staat om ineens een heel andere doelgroep en een heel ander vraagstuk te problematiseren. Taal doet ertoe. En ineens gingen me allerlei andere dingen opvallen.
‘We hebben voldoende taal, maar missen de verbeelding’
Oranjeleeuwinnen Want of we nu kijken naar de meest recente Emancipatienota (2018) of Emancipatiemonitor (2020), als de positie van mannen wordt aangehaald, dan is dat hooguit als norm (voltijd), als gemiddeld inkomen (loonkloof) of als ideale standaard (topfuncties). Zo structureren mannen in stilte het vraagstuk. Ze zijn het referentiepunt qua inkomen, qua aantal gewerkte uren en qua functies. Als mannen aanwezig zijn, dan zijn ze dat als vanzelfzwijgende referentiegroep. Dat liet ook de NPO 2-serie Reference Man zien als het gaat om verkeersveiligheid en zelfs medicatie in de gezondheidszorg. Mannen zijn de norm en spelen daarmee een afwezige maar dominante rol, zo toont ook de Britse journalist Caroline Criado Perez in haar mooie boek Onzichtbare vrouwen rondom de inrichting van onze pleinen, publieke ruimte en openbaar vervoer. Met als gevolg dat mannen ook vaak niets hoeven. Zoals in het emancipatiebeleid. Er is namelijk nog nooit een minister naar de Kamer geroepen voor de feitelijk sterk achterblijvende emancipatie van mannen. Want er is geen emancipatiebeleid voor mannen, mannen zijn blijkbaar al volledig geëmancipeerd. En er wordt vanzelfzwijgend vanuit gegaan dat mannen ook geen aandeel hebben in het creëren van die achterstellingen in die emancipatie. Zodoende spelen mannen vaak een afwezige hoofdrol. En dat zien we ook elders. Zo hebben we Oranje en Oranjeleeuwinnen. En zo hebben we de Tour de France en de Tour de France Femmes. Overigens zonder dat bij de eerste voorbeelden benoemd hoeft te worden dat het mannen betreft. Zo ziet het eruit, wanneer de referentiegroep in stilte de logica van een vraagstuk ordent. Maar welke praktische beleidslessen gaan hierin schuil?
Goud in handen Vooral beleidsmakers hebben een talig beroep met een zekere vorm van definitiemacht en articulatiemacht. Diegenen met definitiemacht kunnen vensters op het bestaande kantelen, en juist die personen hebben een morele plicht om op zoek te gaan naar de vanzelfzwijgende vanzelfsprekendheden. Want wat spreekt er nu zo vanzelf aan de begrippen multiprobleemgezin, restwaardecapaciteit, WIA 35-minner, of WGA-klant? Woorden doen ertoe, hebben consequenties, en bordjes kunnen worden verhangen, maar degenen die echt effect willen hebben, gaan op zoek naar datgene wat zich achter de regels schuilhoudt en in stilte het vraagstuk ordent. Diegenen die in staat zijn om onvanzelfsprekendheden op het spoor te komen hebben goud in handen, die zijn in staat om onze taal en onze democratie een dienst te bewijzen. Want we hebben voldoende taal, maar we missen alleen soms het vermogen en de verbeelding om voorbij de grenzen van het vanzelfzwijgende te denken. Volgens mij ligt daar een duidelijke en praktische uitdaging. ◼
Deze tekst is gebaseerd op een tekst die is uitgesproken op een bijeenkomst van de NGSZ, Taal van sociale zekerheid op woensdag 18 september 2024 bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Mark van Ostaijen is als bestuurssocioloog verbonden aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Deel dit artikel