Participatieve Waarde Evaluatie
Combinatie van on- en offline maakt participatie wellicht inclusiever
Tekst Maurits van den Toorn Beeld Hilbert Krane
Onderzoeksbureau Populytics en de TU Delft hebben gekeken hoe de inclusiviteit van online participatiemethoden kan worden vergroot. Ze hebben daartoe gekeken naar de kenmerken van Nederlanders die hun deelname aan online participatiemethoden consistent als positief of negatief beoordelen. Vervolgens was de vraag hoe online participatiemethoden kunnen worden verbeterd voor groepen die consistent negatief zijn. Is het combineren van online en offline methoden voor deze groep wellicht een oplossing?
Niek Mouter en Rosa Vroom
‘Aannames en stereotiepe beelden worden niet bevestigd’
Populytics heeft in het onderzoek de bevindingen en opvattingen van 70.000 mensen geanalyseerd die hebben deelgenomen aan een online participatie volgens de Participatieve Waarde Evaluatie (PWE), een methode die is ontwikkeld om een grote en diverse groep mensen te bereiken. De deelnemers kunnen op de stoel van de wethouder of de minister zitten en antwoord geven op de vraag: wat zou u in deze situatie doen? Ze zien vervolgens ook de effecten van een bepaalde maatregel die ze adviseren, krijgen begrip voor de positie van de beleidsmaker en kunnen een goede afweging maken.
Theoretisch opgeleide mannen Een van de verrassende uitkomsten van het onderzoek is dat de verschillen tussen Nederlanders met verschillende kenmerken helemaal niet zo groot zijn, vertelt Niek Mouter van Populytics. ‘Er zijn natuurlijk wel verschillen, maar het zijn er minder dan we hadden verwacht. Aannames en stereotiepe beelden – zoals het idee dat online participatietrajecten te moeilijk zijn voor praktisch opgeleiden of voor ouderen – worden niet bevestigd. Het ligt genuanceerd, er klopt hooguit een heel klein beetje van. We moeten duidelijk minder praten over hoe mensen willen en kunnen participeren, maar meer onderzoek ernaar doen.’ Een van de opvallende uitkomsten is dat raadplegingen op nationaal niveau positiever worden beoordeeld dan op regionaal of plaatselijk niveau. Ook blijken mensen die al eerder hebben meegedaan negatiever gestemd. Mouter: ‘Veel negatieve deelnemers zeggen dat ze eerder minder goede ervaringen hebben gehad, wat kan leiden tot het idee: er is niks met mijn inbreng gedaan, dat zal nu ook wel weer zo zijn.' Een andere interessante uitkomst is dat relatief veel theoretisch opgeleide mannen in de leeftijd 45-64 jaar zeggen niets te hebben geleerd van deelname; andere groepen mensen zeggen juist dat ze er wel iets van hebben opgestoken. Mouter: ‘Nogmaals: het gaat allemaal om kleine verschillen, maar we zien wel grotere verschillen als je groepen maakt op basis van meerdere kenmerken.’ Onderzoeker Rosa Vroom heeft na de kwantitatieve analyse gekeken naar wat deelnemers die negatief waren over hun deelname aan de PWE hierover schreven. Hiervoor zijn 1.700 reacties van deelnemers geanalyseerd. Vroom: ‘De uitkomst was dat verschillende groepen negatieve deelnemers over dezelfde dingen negatief oordelen: ze zijn sceptisch over de opvolging van hun inbreng en kritisch over de deelname (doen er wel voldoende verschillende mensen mee? Doen er te veel deelnemers mee die niets van het onderwerp af weten? Zijn de deelnemers wel representatief?), ze willen dat er andere vragen worden gesteld of ze vinden dat er gebrekkige informatie wordt gegeven. Maar het zijn geen dingen die te koppelen zijn aan hun groepskenmerken.’ Mouter: ‘Je ziet altijd mensen die ontevreden zijn over de scope van de participatie, die vinden dat de verkeerde vragen worden gesteld. Een van onze aanbevelingen is dan ook om beter duidelijk te maken wat de opties zijn en vooral ook waarom juist dat de opties zijn.’
Kennis en keuzes delen Vroom: ‘Er is vaak een heel goede reden voor waarom bepaalde dingen juist niet worden gevraagd, bijvoorbeeld omdat er al een besluit over iets genomen is, maar dat weten de mensen vaak niet.’ Mouter: ‘Anderzijds moet je ook weer oppassen dat je niet te veel informatie geeft, bij te lange teksten haken mensen af. Geef ze de keus of ze meer willen weten, bied ze de optie ‘klik hier voor meer informatie’. Vroom: ‘En maak duidelijk wie er meedoen. Geef aan dat in een gemeente bijvoorbeeld elk huishouden is uitgenodigd. Of vertel dat er bijvoorbeeld al een representatieve steekproef is genomen en dat de participatie is bedoeld om alle mensen die dat willen hun stem te laten horen.’ Mouter: ‘Het gaat allemaal om dingen die wij weten, maar de deelnemers niet. We moeten onze kennis en keuzes met hun delen.’
‘Maak beter duidelijk wat de opties zijn en waarom’
Vergaderconditie Overigens klinkt dit alsof er alleen negatieve ervaringen zijn (logisch om daarnaar te kijken, omdat je van kritische deelnemers meer kunt leren), maar er zijn ook veel positieve waarderingen. Mouter: ‘Mensen vinden het plezierig dat ze kunnen deelnemen waar en wanneer ze dat willen, ze vinden het fijn om als het ware in de schoenen van een minister te kunnen staan en ze waarderen het dat ze genuanceerd advies kunnen geven.’ Vroom: ‘En het is ook positief dat er niet één bepaalde groep afhaakt bij deze vorm van participatie.’ En er is natuurlijk het voordeel dat online veel meer mensen worden bereikt, niet alleen degenen met “vergaderconditie” die in staat zijn en zin hebben om ’s avonds een paar uur in een zaaltje te gaan zitten. Een combinatie van online en offline is wellicht een oplossing om mensen over de streep te trekken, bijvoorbeeld diegenen die digitaal niet vaardig zijn.
Twijfel over zaaltjes Mouter betwijfelt of zaaltjes wenselijk of nodig zijn: ‘Die groep mensen kun je helpen door de mogelijkheid te geven om de raadpleging samen in de bibliotheek te doen. Dat wordt in verschillende projecten gedaan, maar het valt op dat er maar weinig gebruik van wordt gemaakt. Het is dus ook een vraag voor verder onderzoek of er nou echt mensen zijn die niet meedoen aan een online raadpleging die wel naar een offline bijeenkomst gaan. De mensen die wij tegenkomen bij offline bijeenkomsten zijn vaak wat ouder, maar gezien de mailtjes die ze naar ons sturen zijn ze ook digitaal vaak erg vaardig.’ ◼
Het onderzoek wordt mogelijk gemaakt door de Hanzehogeschool Groningen, de Erasmus Universiteit Rotterdam, het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Voor meer informatie, ga naar www.kennisknooppuntparticipatie.nl.
Deel dit artikel