‘Veel ambtenaren denken het beter te weten’
Procesboeren kennen hun wijk
Tekst Jeroen Dirks Beeld Shutterstock
Veel gemeenten zijn bezig met een wanhoopsscenario voor 2026. Ze gaan bezuinigen omdat de rijksbijdrage in het zogenoemde ravijnjaar terugloopt, terwijl de uitgaven voor bijvoorbeeld jeugdzorg blijven stijgen. Maar “wijkmannen” René Kerkwijk en Han van Geel, tevens bestuurders van het Landelijk Platform Buurt- en Wijkgericht Werken (LPB) zien ook kansen.
‘De gemeente is nu nog te vaak een outputmachine’
Het woord alleen al: ravijnjaar! Alsof er vanaf 2026 niks meer kan in een gemeente. Het tegendeel is het geval, zegt Han van Geel, wijkregisseur in Zutphen. Voorwaarde is dan wel dat bestuurders en ambtenaren het idee loslaten dat zij alles van A tot Z moeten doen. Dat hoeft niet. Het is zelfs onverstandig, zegt hij: ‘De gemeenschap kan veel oppakken.’ ‘Neem een zorgcentrum met buurtfunctie,’ gaat Van Geel verder. ‘De ouderwetse logica van een gemeente was: dat gaan we organiseren. Wij zijn als ambtenaren de hele dag bezig met dat soort vraagstukken. De eerste reflex is om het op te lossen. We gaan dingen produceren. Maar de eigenlijke inzet moet zijn dat je vanuit een gemeente – vanuit onze positie – veel beter kunt voorzien in de randvoorwaarden. Dat je bijvoorbeeld een bewonersinitiatief steunt met bijvoorbeeld goede maatschappelijke infrastructuur.’
Outputmachine ‘De gemeente is nu nog te vaak een outputmachine,’ zegt René Kerkwijk, beleidsadviseur sociaal domein in Eindhoven. In het stadhuis bedenkt iemand een oplossing voor een behoefte of probleem. Die wordt vervolgens gerealiseerd. ‘Onder het motto: wat bij A werkt, werkt bij B ook wel. Maar zo is het natuurlijk niet.’ In plaats daarvan zouden de (collega-)ambtenaren de zelfwerkzaamheid van buurtbewoners moeten aanspreken. In de buurten, waar Kerkwijk en zijn collega’s nu al in de haarvaten zitten. ‘Wij zijn de tolken. Wij kennen de omgeving, de buurt, de sleutelfiguren. Als we nou vragen wat ze buiten willen, welke initiatieven er zijn en wat ze nodig hebben, kunnen we helpen dingen te realiseren. Bouwen we dat idee verder uit, dan ben ik niet zo bang voor het ravijnjaar.’
Mede in Zutphen Van Geel: ‘Eén ding waar ik zelf heel enthousiast over ben is: Mede in Zutphen. Kijk maar eens rond op de website: https://medeinzutphen.nl. Dat is een maatschappelijk platform dat initiatieven in de samenleving activeert en bespoedigt. Een initiatiefnemer maakt een filmpje, legt uit waarom het initiatief nodig is. Vervolgens kan de samenleving reageren met geld en inzet. Wat daar al niet uit voortgekomen is: eetbaar groen. Ontmoetingen. Muziekles voor vluchtelingen.’ ‘Er gebeurt al zo ontzettend veel in de wijken. Als we op deze bodem nou lekker zaadjes gaan planten, komt er echt wel iets op,’ vervolgt Kerkwijk. ‘Heel veel ambtenaren denken dat ze het beter weten. En ik denk dat dat niet waar is. Ze zitten vast aan het KPI’s, hun kritische prestatie actoren, waarbij je zo en zo veel mensen inzet, die allemaal bepaalde doelen moeten halen. Maar dat werkt in dit geval niet.’
Stevige bijdrage Natuurlijk, het vergt lef voor bestuurders en ambtenaren om zeggenschap en vooral verantwoordelijkheid – in ieder geval deels – over te laten aan “gewone” wijkbewoners of ondernemers met goede, leuke of interessante ideeën. Maar ook daarop hebben de heren, mede op basis van hun jarenlange ervaring een antwoord. Kerkwijk: ‘Uitgangspunt is: ik ga je als gemeente ondersteunen. Maar wel met waar je goed in bent of kunt worden. Dat kan ontzettend goed uitpakken. Ik zie mensen opeens actief worden die nooit actief waren. Mensen die zich slecht voelen, zeggen dat ze niet kunnen koken, maar opbloeien en wel goed koken als ze dat voor een zieke buurtgenoot doen. Onze schone taak als wijkambtenaren is om aan het samenspel van inwoners, professionals en andere betrokkenen in een buurt een stevige bijdrage te leveren.’
Procesboeren Van Geel: ‘Als het gaat om zeggenschap en verantwoordelijkheid hadden wij in Zutphen een groep bewoners die zei: we gaan de hele gebiedsontwikkeling doen met z’n vijven! Alles! Maar dat vonden wij onverantwoord. We dachten dat zij zichzelf aan het overschatten waren. Bij het eerstvolgende overleg kwamen er maar twee van de vijf opdraven. De andere drie hadden andere dingen te doen. Hier waren zeggenschap en verantwoordelijkheid niet in balans.’ Kerkwijk: ‘Dan moet je dus op zoek naar een andere vorm van zeggenschap en verantwoordelijkheid. Waarbij je wel gebruikmaakt van wat ze kunnen. Want het zou zonde zijn om dat niet te doen.’ Van Geel vult aan: ‘Een vakambtenaar heeft daar geen tijd voor. Dus daar komt onze rol als kenner van zo’n wijk in het spel.’ Kerkwijk: ‘We zijn “procesboeren”.’ Geel: ‘Die vijf wilden niet kiezen. Dus toen kozen wij. Uiteindelijk kwam er een zelfbewust wijkplatform waarmee we het speelveld tussen gemeenschap en gemeente hebben georganiseerd. Er is een samenwerkingsovereenkomst. Iedereen heeft een rol. Het is herleidbaar naar afspraken, afspraken die zowel het wijkplatform als gemeenteambtenaren bij de les houden. Het allerbelangrijkste: de gebiedsontwikkeling vindt plaats. Gemeente en bewoners voelen zich senang omdat ze allebei gehoord worden. De besluiten zijn transparant. Het platform werkt.’
‘De bewoners wilden niet kiezen, dus toen kozen wij’
Binnen gebruiken voor buiten En over bezuinigingen hoor je in dit geval helemaal niemand. ‘Je moet bij dat begrip ravijnjaar niet blijven hangen in: oh, wat erg! De clou is: als het niet kan, hoe organiseer je het dan wel?’ stelt Kerkwijk. En net als Van Geel ontkent hij niet dat hij zelf ook ambtenaar is in de organisatie. Waarom zouden ze dat ontkennen? Juist in het feit dat ze allebei “binnen de gemeente” werken, zit hun kracht. In Kerkwijks woorden: ‘Je moet binnen gebruiken om buiten te organiseren.’ ◼
Deel dit artikel