Tekst Gert Riphagen
De Nederlandse taal verandert voortdurend en dat is niet verwonderlijk en ook wel goed, want de samenleving verandert ook steeds, met de komst van mensen uit andere culturen en de invloed van bijvoorbeeld het taalgebruik in de media en de popmuziek, maar er is een kwestie die alsmaar terugkeert en dat is de discussie over de lengte van zinnen: of korte zinnen beter te lezen zijn dan lange zinnen, en zo ja, hoe kort moet een zin dan wel zijn, in een ideale situatie, welteverstaan.
‘Zet in een zin het voorwerp voorop; dat leidt tot een actieve zin’
Bovenstaande alinea bestaat uit welgeteld een zin. Die zin telt dan wel weer 85 woorden. Dat zijn er veel te veel voor een goede ambtelijke zin. Zo’n zin telt gemiddeld 15 tot 20 woorden, met, nou vooruit, een uitloop naar 30 woorden. Dat is althans het advies van de meeste taalexperts. In de praktijk houden veel mensen zich daar echter niet aan. Lange zinnen zijn met stip het grootste probleem in mijn ambtelijke taalpraktijk. Bij denkbeeldige Olympische Spelen voor ongewenst taalgebruik zouden zij alle treden van het podium bezetten. Goud, zilver en brons zouden naar de lange zinnen gaan. In het medailleklassement zouden de lange zinnen andere taalkwesties als jargon, afkortingen, ouderwets taalgebruik en overbodige woorden ver achter zich laten.
Structuur klopt niet De zinslengte alleen is overigens niet het enige probleem bij lange zinnen. Lange zinnen gaan doorgaans hand in hand met een passieve schrijfstijl en veel bijzinnen. Die combinatie is dodelijk voor de leesbaarheid. Mijn ervaring met het taalgebruik bij de overheid is echter dat een ambtelijke zin van pakweg dertig woorden of meer een goede kans maakt om te ontsporen. De informatie beklijft niet en de lezer raakt geïrriteerd. De neerlandicus Jan Renkema maakt in zijn Schrijfwijzer Compact korte metten met lange zinnen. ‘Lange zinnen zijn doorgaans ingewikkelder dan korte. Daarom bewijst u de lezer meestal een goede dienst als u een lange zin splitst.’ Renkema’s motto in deze kwestie is dan ook: ‘Help de lezer met een punt.’ Toch waarschuwt Renkema voor blindstaren op het aantal woorden. Dat gaat volgens hem voorbij aan het eigenlijke probleem: de structuur van een lange zin deugt vaak niet. ‘Hoe langer een zin, des te meer kans op structuurproblemen.’ De woordvolgorde klopt niet, te veel bijzinnen, passief taalgebruik. ‘U doet u er goed aan om niet steeds zinnen met veel bijzinnen of toevoegingen te gebruiken.’
Nog langer Te lange zinnen komen ook als voornaamste probleem naar voren in een recent onderzoek dat wij als Taalteam van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat hebben laten doen naar de leesbaarheid van Kamerbrieven. ‘Zinslengte is een groot struikelblok voor de schrijvers van Kamerbrieven. Dit geldt voor alle (cursivering door onderzoekers) schrijvers. De mate waarin zinnen te lang zijn, verschilt van brief tot brief. Maar in elke nota zijn lange tot zeer lange zinnen terug te vinden,’ aldus de onderzoekers van Taalcentrum-VU. De langste zin in de 16 onderzochte Kamerbrieven telt 82 woorden. Dat zou goud opleveren bij de Olympische Spelen voor ongelukkig taalgebruik. Zilver zou naar een zin met 68 woorden gaan en brons naar een zin met 50 woorden. In mijn eerdere functie als taaladviseur bij het ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid las ik ooit een ambtelijke zin van 106 woorden. Nog weer daarvoor, toen ik als notadokter werkte bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, spande een zin van 151 woorden de kroon. Maar er zijn vast nog veel langere ambtelijke zinnen.
Tip De vraag over gewenste zinslengte popt ook geregeld op in gesprekken met ambtenaren. Soms oppert iemand dat lange zinnen ook wel mooi, stijlvol kunnen zijn, deftig zelfs. Maar de meeste ambtenaren zien het probleem wel degelijk. En zij proberen daar, met vallen en opstaan, ook wat aan te doen. Toch, ik zit al ruim 20 jaar in dit vak van departementaal adviseur en constateer nog steeds hetzelfde, ambtelijke zinnen blijven (te) lang. Lange zinnen zijn, kortom, niet bevorderlijk voor de leesbaarheid en daarmee voor het leesplezier van de ontvanger van de tekst. Leesbaarheid en leesplezier zijn welbeschouwd twee kanten van dezelfde medaille. Is daar dan echt niks aan te doen? Jawel!
Drie simpele tips:
- Zet in een zin het onderwerp voorop. Dat leidt tot een actieve zin. Die is doorgaans ook korter en ontspoort minder snel.
- Vermijd bij- en tussenzinnen. Zet de informatie netjes achter elkaar en niet door elkaar. Daarmee voorkom je ook zogenoemde tangconstructies. Hierbij staan zinsdelen die bij elkaar horen te ver uit elkaar. De lezer weet dan niet meer weet wat bij elkaar hoort en gaat noodgedwongen opnieuw lezen
- Tel het aantal woorden van een zin. Maak de zinnen in beginsel niet langer dan 15 tot 20 woorden en vermijd zinnen langer dan 30 woorden zo veel mogelijk.
Natuurlijk zijn er nog veel meer verstandige adviezen. Op internet is daar veel over te vinden, ook schrijftrainingen kunnen helpen. En mocht het je zelf niet lukken, dan doet de computer het wel voor je. Er zijn digitale taalprogramma’s die daarbij kunnen helpen. Die waarschuwen steeds bij een te lange zin in een tekst. Je moet er dan wel zelf mee aan de slag. Die waarschuwingen helpen je om je alerter te zijn. Door AI gestuurde generatieve taalmodellen als ChatGPT gaan nog een stapje verder en herschrijven op verzoek lange zinnen. Dat is prachtig, maar je kunt er ook lui van worden. Het euvel zit uiteindelijk in je hoofd; haal het daar ook uit.
Guilty pleasure Voor ambtelijke schrijvers die lange zinnen toch een beetje als een guilty pleasure zien, heb ik een tip. Lees de boeken van Ilja Leonard Pfeiffer. Deze als classicus geschoolde schrijver is een grootmeester in lange zinnen. Een zin beslaat in zijn laatste roman Alkibiades soms anderhalve pagina. De zinnen van Pfeiffer meanderen vaak op zo’n fraaie manier dat je er niettemin soms nog wel wat van meekrijgt. Mijn tweede tip is daarom: geniet hiervan, maar doe het niet na in ambtelijke teksten. ◼
Deel dit artikel