Migratiepolitiek
Lach er maar om
Tekst Mark van Ostaijen Beeld ANP Foto
Of het nu gaat over Ter Apel, nareizigers-op-nareizigers of een spreidingswet, elke week heeft z’n migratienieuwtje. Zelf ben ik al een tijdje betrokken bij migratieonderzoek, bezoek internationale migratieconferenties en lees migratietijdschriften. Sterker nog, mijn proefschrift ging over migratie, ik publiceer over migratie en ik ben verbonden aan een onderzoekscentrum voor migratie. Dus als migratiewetenschapper zou ik blij moeten zijn dat migratie altijd in de spotlights staat, maar niets is minder waar. Inmiddels ben ik behoorlijk migratiemoe.
Het lachen vergaat je als je de situatie van vluchtelingenkinderen in opvangkampen op Lesbos in ogenschouw neemt
‘Door migratie te presenteren als afwijking blijft de norm onbesproken’
Ooit, als beginnend academicus, koesterde ik die aandacht, het zou de politieke urgentie en relevantie van migratieonderzoek tonen. Maar die gedachte is hopeloos naïef. Politici zijn vooral geïnteresseerd in migranten om het over zichzelf te hebben. Als referentiepunt voor solidariteit, want “we laten niemand los” of als zondebok om controle te beloven. Migratie is effectief electoraal garen spinnen. Daarom is het volgens mij geen extreem standpunt om te verkondigen dat migratiepolitiek tamelijk feitenvrij is geworden. Dat is voor iedereen in beleid en wetenschap om moedeloos van te worden. Als ik op een afstandje kijk wat er aan de hand is, zie ik een extreem grote migratiefixatie. En met toegenomen aandacht voor migratie in zowel wetenschap, media, politiek als bestuur mogen we die fixatie best wat meer wantrouwen. Die migratiefixatie is vooral zichtbaar bij politici. Inmiddels hebben we in dit land namelijk meer woorden voor migratie dan de Inuit hebben voor sneeuw. Dan moet er toch wel sprake zijn van een behoorlijk belangrijk fenomeen. Maar het is zoals socioloog Hein de Haas ook stelde: je kunt helemaal niet voor of tegen migratie zijn, migratie is er altijd, het wordt wat meer, het wordt wat minder, het schommelt. Het is hetzelfde als voor of tegen economie of demografie zijn. En daarmee is er genoeg reden voor mezelf als wetenschapper om de hand in eigen boezem te steken. Ik kom weleens op migratieconferenties, bijvoorbeeld deze zomer in Warschau. Daar lopen heel veel eloquente, erudiete en intelligente mensen rond. Mensen die kritisch migratie onderzoeken. Maar daar lopen weinig mensen rond die niet voor migratie zijn. Sterker nog, daar wordt soms opgeroepen om stelling te nemen tegen migratierestricties. Hoe vreemd zou het zijn als demografen op zouden roepen zich uit te spreken tegen demografie. Of economen voor de economie?
Migranten turven Misschien heeft dit iets te maken met de aard van migratie. Ik vraag me namelijk weleens af wie ooit migratie heeft gezien. Het is niet alsof iemand van het CBS bij de grens bij Venlo of Hazeldonk migranten staat te turven. Migratie bestaat dus vooral als een abstractie. Daarmee heeft migratie stiekem iets weg van God: velen geloven erin zonder het ooit te hebben gezien. Je zou dus kunnen zeggen dat migratie dicht bij het idee van een geloofsartikel komt. En ik moet u eerlijkheidshalve bekennen, ik geloof er niet meer in. Want migratie valt alleen te begrijpen vanuit hoe staten beweging registreren. Want staten zijn namelijk immobiel. Staten migreren niet. Doen ze dat trouwens wel, noemen ze dat doorgaans kolonialisme, maar dat terzijde. Het is zoals filosofe Marli Huijer stelde: ‘Beweging kan niet bestaan zonder afzetpunt. Mensen die bewegen doen dat altijd tegen een achtergrond die stilstaat.’ Hebt u zich weleens afgevraagd waarom een verhuizing van Groningen naar Maastricht niet, maar van Groningen naar Bremen wel als migratie wordt gezien? Of waarom we mensen die nog nooit gemigreerd zijn toch aanduiden als “mensen met een migratieachtergrond”. Dat kunnen we alleen begrijpen met de staat als afzetpunt. Want de staat is daarbij die achtergrond die stilstaat.’ Het toont dat we met het concept migratie niet het fenomeen zelf aanduiden, maar de manier waarop de staat iets registreert als migratie. Daarmee is migratie niet zozeer een wetenschappelijk concept (concept of analysis) maar een praktijkconcept (concept of practice).
Immobiliteitssudies En waarom babbelen we zo vaak over dit praktijkconcept? Bij andere praktijkconcepten, zoals kopvoddentaks of gelukszoekers, kijken we wel uit. Net zomin spreekt dit praktijkconcept vanzelf. Want, let’s face it, de meeste mensen migreren niet. Nog geen 4 procent van de wereldbevolking migreert. De grootste groepen mensen wonen, werken en leven op de plek waar ze geboren worden. Dus wordt de wereld gekenmerkt door een verbazingwekkend omvangrijk fenomeen, namelijk 96 procent, waar we nauwelijks oog voor hebben. Namelijk immobiliteit. Of sedentair leven. Het is tekenend en typerend dat we daar niet meer woorden voor hebben dan voor sneeuw. Zo wonen in Frankrijk, toch een omvangrijk land, zeven op de tien Fransen in de regio waar ze zijn geboren. Maar een vak als immobiliteitsstudies is aan geen universiteit te vinden, zoals Paul Scheffer (hoogleraar Europese Studies, red.) en Marli Huijer al eens terecht constateerden. Laat staan dat er een internationale gemeenschap van onderzoekers bestaat die onderzoek doen naar vergelijkende aspecten van immobiliteit.
Dodelijk saai conformisme Op die manier wordt migratie ook veelal politiek misbruikt. Als afwijking op de norm. Want als de norm (96 procent) immobiliteit is, dan vormt migratie de afwijking (4 procent) en kan het gepresenteerd worden als probleem op die norm. Bovendien, door migratie te presenteren als afwijking blijft de norm onbesproken. Door te focussen op migratie, gaat het bijvoorbeeld minder over de verrijking van de rijken via arbeidsmigratie of bijvoorbeeld immobiliteit. Het doet denken aan de freudiaanse uitspraak van dirigent Lydia Tár in de fenomenale film Tár dat het ‘narcisme van de kleine verschillen zorgt voor een dodelijk saaie vorm van conformisme’. Een focus op het kleine verschil (of het nou de 4 procent migranten wereldwijd of 10 procent asielmigratie in Nederland betreft) zorgt namelijk voor een conformistische vorm van blikvernauwing. Die blikvernauwing heet bij ons migratie.
Electoraal scoren Begrijp me niet verkeerd, van politici en bestuurders mogen we enige blikvernauwing verwachten. Dat noemen we doorgaans focus. Van hen mag je verwachten dat ze selectief omgaan met de werkelijkheid. Het goed omgaan met waarachtigheid in plaats van de waarheid, dat is de kern van hun vak, waar electoraal gescoord mee kan worden. Maar van wetenschappers mogen we volgens mij meer verwachten. In ieder geval niet dat we die vorm van blikvernauwing legitimeren. Of dat het narcisme van het kleine verschil een volledig vakgebied kan domineren. Daarom is er ook alle reden tot zelfkritiek. Want door met, via en langs migratie te spreken normaliseert de wetenschap een bepaalde vorm van symbolisch geweld. We betwijfelen daarmee niet de orde van het spreken, maar legitimeren louter de afwijking op de norm.
Academische ongehoorzaamheid Het lijkt me oprecht de hoogste tijd voor academische ongehoorzaamheid. Ik denk dat we er goed aan doen om de lessen van de Amerikaanse schrijver Saul Alinsky ter harte te nemen. In zijn klassieker Rules for Radicals (1971) stelt hij dat ‘ridiculiseren je meest gevaarlijke wapen is’. Laten we die les serieus nemen. Aangezien het hoogst ridicuul is om voor of tegen migratie te zijn, laten we die oninteressante migratiepolitiek in plaats van nog verder te legitimeren, maar eens serieus ridiculiseren. ◼
Deel dit artikel