Met blokken spelen
Nederlandse steden moeten de lucht in
Tekst Dave Schut Beeld Shutterstock
Hoe de steden van Nederland er in 2050 uit zullen zien, is natuurlijk onmogelijk te zeggen. Maar een paar voorspellingen durft stadsgeograaf Jos Gadet wel aan.
‘We dachten dat het succes van de stad voorbij was; nou, mooi niet’
Gevraagd naar zijn beeld van de toekomstige Nederlandse stad, begint Jos Gadet, stadsgeograaf ruimtelijke ontwikkeling in Amsterdam, met een disclaimer. ‘Het is ingewikkeld om het erover te hebben,’ zegt hij. ‘Hoe we denken dat de toekomst zal zijn, wordt de toekomst namelijk nooit. Maar we kunnen met onze kennis van nu wel een voorspelling doen.’ Die voorspelling van Gadet draait om: hogere dichtheden. ‘Denk aan New York en Parijs. Er zijn nu al veel adressen in bijvoorbeeld Amsterdam, maar dat aantal kan flink stijgen. Om dat mogelijk te maken moeten we de lucht in. Hoogbouw zal dus een meer elementair onderdeel van de Nederlandse steden worden. Sinds de Tweede Wereld-oorlog hebben we steden vooral uitgebreid door ze te vergroten. Door er milieus aan toe te voegen. Maar dat is in te lage dichtheden gebeurd. Nu zie je op veel plekken, zoals in Haarlem en in Utrecht, dat er toch weer in de bebouwde kom wordt uitgebreid. De lucht in, dus.’ Daarbij hoef je niet meteen aan saaie grijze flats te denken, zegt Gadet. ‘Ook hoogbouw heeft veel verschillende verschijningsvormen. Je kunt bijvoorbeeld de lucht in met veel groen. Of denk aan bouwblokken met hoogteaccenten. Eigenlijk een structuur waar Nederlandse steden zich tot de Tweede Wereldoorlog aan vasthielden. Dat zijn we nu aan het herontdekken. Ik ben een groot voorstander van die vooroorlogse stedenbouwkundige structuur. Daarbij is een huis of een toren altijd onderdeel van een blok.’ Gadet neemt New York als voorbeeld. ‘Als je het Empire State Building zoekt, heb je niet eens door dat je erlangs loopt. Pas als je omhoogkijkt, besef je dat je naast een van de hoogste gebouwen ter wereld staat. Dat komt omdat het onderdeel is van een bouwblok.’ Met een blok bedoelt hij wat ze in de Verenigde State een block noemen, een verzameling woningen gebouwd in een vierkant, waardoor geen enkele voordeur aan een afgelegen paadje zit, maar alle adressen aan de hoofdstraat of een zijstraat daarvan zitten. Gadet gaat verder: ‘Bij een goed ontwerp, met aan die straten winkels, kantoren en andere bedrijven, ontstaat er vanzelf een stedelijk milieu. Dan is er niet enkel een doorgaansroute, maar is het allemaal onderdeel van die stadssfeer.’
Elegant te werk Dat brengt ons bij de opdracht die Nederland heeft om dit in goede banen te leiden. ‘We moeten de kwaliteit van de openbare ruimte nauwlettend in de gaten houden,’ zegt Gadet. ‘Dat betekent dat we goed moeten nadenken over de vergroening van de stad en over voldoende woningen, bedrijven, kantoren en maatschappelijke voorzieningen. We moeten ervoor zorgen dat we elegant te werk gaan. Want als we straks alleen maar blokken met woningen hebben, en er gebeurt verder niet zoveel, dan hebben we nog steeds die stedelijke sfeer niet.’ Gadet noemt als ideaal de gebieden die nu in Amsterdam worden ontwikkeld. ‘Steeds een drukke, geleidende stadsstraat waar activiteiten plaatsvinden, met daarachter rustige, luwe straten. Die combinatie is buitengewoon interessant.’ De vraag hiernaar zal blijven groeien, verwacht hij. ‘In coronatijd dachten we even dat het succes van de stad voorbij was. Nou, mooi niet. Dat is pas voorbij als we een ander soort economie krijgen. Zodra de angst verdwenen was, trokken mensen toch weer naar die stedelijke setting.’
‘Bij vergroening draait het niet om de oppervlakte maar om de kwaliteit’
Auto’s en vergroening Wanneer er meer mensen in de stad gaan wonen, zal het aantal auto’s in de toekomst afnemen. ‘Die trend zie je nu al. Relatief neemt het aantal autobezitters in de stad af. Om de simpele reden dat het niet nodig is. Alles is om de hoek. Een vijftien minuten-stad, noemen we dat. Waar je alle noodzakelijke voorzieningen hebt binnen een kwartier lopen of fietsen. Parijs heeft dit als uitgangspunt, en wij gaan daar nu ook naartoe. Als je op vakantie gaat, leen je de auto wel van iemand anders, of je huurt er een. Je kunt je auto sowieso ook steeds lastiger kwijt in de stad. En als het dan lukt, is het vaak ook nog eens hartstikke duur.’ Dat betekent alleen wel dat het openbaar vervoer in Nederland nog een flinke slag moet maken. Gadet: ‘Ons openbaar vervoer is nu nog ondermaats. Druk, onbetrouwbaar, duur en oncomfortabel. Als je dat vergelijkt met steden als Berlijn, Wenen, Zürich, of sommige steden in Aziatische landen – ja, dat is een groot verschil. Er is een enorme behoefte aan verbetering van het openbaar vervoer. Wat mij betreft is het volstrekt logisch om daar flink in te investeren, zowel in de steden zelf als in verbindingen tussen de stad en de rest van het land. Doen we dat niet, dan gaan we daar over een jaar of tien echt de nadelen van ondervinden. Dus als we dat willen voorkomen, moeten we nu beginnen.’ Waar ook meer energie in gestoken zal worden, is vergroening, zegt Gadet. ‘Dat gebeurt de laatste jaren steeds meer. Daarbij gaat het niet zozeer om de oppervlakte, maar om de kwaliteit. Dat wordt nog weleens vergeten. Het draait om kwalitatief hoogstaande groene openbare ruimten. Tegenover mijn eigen woning is bijvoorbeeld heel veel groen, maar daar maakt nooit iemand gebruik van. Terwijl bij de rivier de Amstel een heel klein strookje groen richting de binnenstad ligt, en daar is het altijd hartstikke druk.’ Hij besluit: ‘In de dichtbevolkte, autoluwe steden van de toekomst, zullen veel meer van dit soort slimme groene ruimtes moeten komen.’ ◼
Deel dit artikel