Hoe moet de Nederlandse infrastructuur er in 2030 en later uitzien?
Schouders onder de transitie
Tekst Maurits van den Toorn Beeld Shutterstock
De Duurzame Impact Strategie Infra biedt de bouwstenen om een duurzame transitie van asfalt- naar wegverhardingsprojecten in de infrasector mogelijk te maken. De essentie: samenwerking en projectoverstijgende aansturing komen in de plaats van de huidige gefragmenteerde praktijk. De strategie is opgesteld door publieke en private partijen samen; het proces is begeleid vanuit Nyenrode Business Universiteit, de betrokkenen namen deel op persoonlijke titel en uit intrinsieke motivatie om de sector te verduurzamen.
Er is een heroriëntatie op de infrastructuur nodig, onder meer door te kijken naar andere vormen van mobiliteit die zich aandienen
‘Er zijn goede initiatieven op het gebied van duurzaamheid, maar ze zijn gefragmenteerd’
‘Het is een initiatief dat spontaan is ontstaan in de sector,’ verduidelijkt docent Publiek-Private Samenwerking Maurits Sanders, een van de twee begeleiders vanuit Nyenrode. ‘Iedereen beseft dat het belang van duurzaamheid toeneemt en onderschrijft dat ook, maar het gaat te traag. De sector is daarom aan tafel gaan zitten. Het is dus niet iets wat is opgelegd vanuit de publieke sector, het is geen opdracht, maar het is ontstaan als een dialoog die voor alle partijen toegankelijk is. Dat is uniek; de schoonheid van het initiatief is bovendien dat directeuren en strategen op koersbepalend niveau hiermee de schouders onder de transitie zetten.’ Er gebeurt al veel, bijvoorbeeld bij de inkoop en bij het hergebruik van materialen; zo is Nederland koploper bij het hergebruik van asfalt. Bijna de helft van het nieuwe asfalt wordt gemaakt met gerecycled materiaal, maar de productie kost veel energie en veroorzaakt een hoge CO2-uitstoot. Nog meer recyclen heeft dan ook niet zoveel zin. Fredy Sierra Fernandez, strategisch adviseur en business developer bij het Transitiepad Duurzame Wegverhardingen bij Rijkswaterstaat: ‘De transitieopgave die we hebben, van lineair naar circulair, wil zeggen dat we van asfalt overgaan op andere vormen van wegverharding met duurzame, biobased materialen, en een gezonde wegverhardingssector gericht op circulariteit.’ Sanders: ‘Er zijn nu al goede initiatieven op het gebied van duurzaamheid, maar ze zijn gefragmenteerd; iedere partij werkt op projectniveau op zichzelf en zet stappen maar die blijven binnen de muren van de eigen organisatie. Die praktijk moeten we doorbreken. We moeten op sectorniveau samenwerken om een gezonde en duurzame samenleving te realiseren.’
Eindbeeld Om een grote stap in duurzaamheid te maken is niet gekeken vanuit de bestaande situatie, maar is een schets opgesteld hoe de infrastructuur er in 2030 en later uit moet zien. Sierra Fernandez: ‘Daarvoor zijn we gaan backcasten, niet kijken naar nu maar naar de gewenste situatie in 2030, 2040 en verder. Vanuit dat grote eindbeeld hebben we als sector, opdrachtgevers en bedrijven samen, vervolgens teruggekeken naar wat er nodig is om dat te realiseren. Wat bleek? We verliezen energie in het vasthouden van de bestaande praktijk.’ De strategie moet nu ook worden geïmplementeerd. Hiervoor worden vier projecten onder de loep genomen. De vraag is hoe die zouden verlopen als er volgens de impactstrategie was gewerkt: wat was er dan gedaan, wat was dan de uitkomst geweest? Het gaat om de verbreding van de A1 tussen Apeldoorn en Twello, reconstructie van het knooppunt De Nieuwe Meer, aanpassing van de A12/A27 Ring Utrecht en Samenwerken in Waardegedreven Onderhoud (Groot Variabel Onderhoud) in Limburg en Brabant (verwijderen van oud asfalt en aanbrengen van nieuw). Sanders: ‘We stellen daarbij de vraag: wat zou je bij soortgelijke projecten in de toekomst kunnen doen en wat heeft dat voor consequenties voor de organisatie? De komende maanden praten we verder met elkaar, onder meer over die consequenties.’
Waardegedreven aanbesteding Sierra Fernandez: ‘Het GVO-project Brabant en Limburg is waardegedreven aanbesteed. De afgelopen decennia zijn bij aanbestedingen en werkzaamheden vooral kosten, tijd en efficiency bepalend geweest. We zijn daarin doorgeslagen, waardoor maatschappelijke opgaven niet vanzelf in het werk worden opgenomen. Daarom kijken we nu waardegedreven, wat wil zeggen dat maatschappelijke waarden, zoals duurzaamheid, minder hinder en veiligheid, worden meegewogen in de scoping en uitvoering van werk; we maken daar afspraken over voor we geld gaan uitgeven. We accepteren dat een werk daardoor misschien iets duurder wordt, maar wel met een optimale en verantwoordbare waardeafweging. In het kader van de duurzame impactstrategie kijken we hoe dit contract past in de transitie van asfalt naar wegverharding. Is dit soort contracten iets om verder uit te rollen?’ Je kunt zeggen: papier is geduldig. Want wat verandert er nu werkelijk? Het document is een eerste stap, de strategie gaat zeker consequenties hebben, voorziet Sierra Fernandez: ‘Voorlopig verandert er voor de mensen die op de wals aan het werk zijn nog niet zoveel, behalve dat die wals elektrisch is. Maar nu de transitie doorzet, komen er lijstjes met dingen die we niet meer gaan doen. Dat wordt lastig, want dan komen we aan de verdienmodellen van bedrijven en routines van publieke organisaties. Dat zal onvermijdelijk leiden tot wrijving en moeilijke gesprekken, maar dat hoort bij een transitie. We moeten met elkaar tot een andere manier van denken komen, niet meer denken in termen van aanleg, maar beginnen vanuit onderhoud en het beschermen van de bestaande publieke economische waarde. Dat is nieuw in de wegenbouw, want sinds de wederopbouw zijn we niet meer gewend zo te denken.’ Sanders: ‘Het aantal opdrachtgevers in Nederland is beperkt, evenals het aantal contractpartners. Iedereen kent elkaar, daardoor is er een patroon in de interacties ontstaan dat de bestaande praktijk beschermt. We willen dat doorbreken, publiek en privaat moeten anders met elkaar omgaan om echt stappen te kunnen zetten. Doorbreek patronen en structuren die uitsluitend gericht zijn op efficiënte wegverhardingspraktijk en stel duurzaamheid voorop.’
Open en transparant Ligt er door een dergelijke samenwerking niet gebrek aan mededinging of zelfs kartelvorming op de loer? Sanders is daar niet bang voor. ‘Er wordt geen werk verdeeld. Centraal staat de vraag hoe we anders kunnen werken. De dialoog daarover is niet exclusief; hoe meer partijen meedoen, hoe krachtiger het initiatief wordt. We willen in de hele sector verandering bereiken, en we streven uitdrukkelijk ook naar deelname van het mkb. Daarvoor moeten we open en transparant zijn en als sector aansluiten bij maatschappelijke ontwikkelingen.’ Ook Sierra Fernandez benadrukt het belang van een gezonde markt met voldoende spelers. ‘Daar moet de overheid zich zo min mogelijk mee bemoeien. Maar als je als overheid verantwoordelijk bent voor 99 procent van alle asfaltopdrachten, dan heb je wel inkoopmacht, maar is het vreemd als je niet ook kijkt naar wat je als publieke sector de komende jaren aan materialen nodig denkt te hebben – uiteraard met enige marges – en welke duurzaamheidseisen je stelt of gaat stellen. Als we daar open over zijn, kunnen we de markt inlichten, zodat bedrijven hun investeringsbeslissingen daarop kunnen afstemmen.’ Meer kennisuitwisseling is daarvoor van belang. Een hulpmiddel daarvoor is in voorbereiding: een voor iedereen toegankelijke dataset waarin opdrachtgevers en bedrijven kunnen zien wat er wordt gevraagd en geleverd.
Heroriëntatie De infrasector gebruikt schaarse grondstoffen en legt daarnaast een flink beslag op de ruimte die net zo goed schaars is. Nederland is vol en raakt steeds voller, regie voeren op het gebruik van de ruimte en dat gebruik zien als een vorm van milieukosten is ook onderdeel van de transitie naar een duurzame samenleving. Ook dit is iets dat pijn zal doen, omdat projecten misschien moeten worden uitgesteld of helemaal niet kunnen doorgaan. Sanders voorziet dat een heroriëntatie op de infrastructuur nodig is, onder meer door te kijken naar andere vormen van mobiliteit die zich aandienen. ‘Denk aan de hyperloop, pakketbezorging met drones, meer vervoer over de rivieren. Nederland wordt drukker, er komt zeker niet minder verkeer, maar er komen wel andere vormen van verkeer. En infra legt een groot beslag op grondstoffen, juist nu er de komende periode veel gebouwd moet worden. Ook om dat beslag te verminderen zijn andere vervoersvormen wenselijk.’ ◼
Deel dit artikel