VERBINDEN| AMBTELIJKE HELDEN GEZOCHT

Tekst Guido Rijnja Beeld Aad Goudappel

Waarom twijfel vooruitgang brengt

Kromzinnigen hebben de halve wereld

In publieke organisaties duiken ze telkens weer op: mensen die hardop durven twijfelen, vragen stellen die nét een beetje schuren en zo ruimte maken voor nieuw denken. Van Spinoza tot moderne bestuurders – steeds blijkt dat vooruitgang vaak begint bij een ongemakkelijke vraag.

‘Eerst twijfel, vervolgens redeneren en dan intuïtie’

24 Jaar oud moet Baruch Spinoza zijn geweest toen hij met een banvloek de synagoge werd uitgestuurd en Amsterdam ontvluchtte. Hij had het gewaagd om de letterlijke uitleg van de bijbel in twijfel te trekken. En maagd die een kind kon krijgen of een man die over het water kon lopen: dat kon toch nooit letterlijk zo zijn bedoeld? Wat in 1656 gold als vloeken in de kerk, zou later een zegen blijken voor de natie. Vader van de Verlichting wordt hij wel genoemd, en niet voor niets is zijn naam verbonden aan de hoogste wetenschappelijke en grensverleggende onderscheiding van Nederland: de Spinozapremie. In zijn hoofdwerk, de Ethica, maakte hij later compact en helder duidelijk dat zijn denken rustte op een diepe overtuiging dat kennis altijd in drie stappen ontstaat: eerst is er twijfel, vervolgens ga je redeneren, en dan ontwaakt intuïtie. Toegegeven: zelf sprak hij in de eerste fase liever van verbeelding, maar dat doet niets af aan de invloed van zijn aanvankelijke weifelmoed.

Wakker blijven Was wat hij deed nou zoveel anders dan Marcel van Dam in 1993? Als startende staatssecretaris van Volkshuisvesting verraste hij ambtenaren door bij een voorstel voor een nieuwe regeling te vragen: ‘Wat gebeurt er als we dit niet doen?’ Noem het omdenken avant la lettre: door ongebruikelijke vragen te stellen boor je het creatieve deel van het brein aan en schort je een mogelijke rationele duiding even op. Niet omdat de ratio niet nodig is, maar omdat je in systemen voor je het weet leefwerelden mist. Van nog jongere datum is de aan hoon grenzende weerstand die Alexander Pechtold over zich afriep als minister voor Bestuurlijke Vernieuwing. Wat hield hij de medewerkers van het ministerie van Binnenlandse Zaken voor in 2005: voor iedere nieuwe regeling die ik naar het parlement breng, wordt een andere afgeschaft. Niet alleen de staf, ook parlementariërs werden onrustig van het idee: op welke logica rust zoiets? Tja, stak hij niet onder stoelen of banken: op de Haagse vierkante kilometer kun je niet genoeg doen om wakker te blijven.

Rechte lijn relativeren Steeds weer zijn er in en om de overheid mensen te vinden die wat je noemt kromzinnigheid belijden: ze worden ook wel onorthodox genoemd, omdat ze de rechte lijn van de wet relativeren. Steeds weer ook worden ze aanvankelijk met scepsis aangekeken, om naar later blijkt in de voetsporen te treden van het jongetje langs de kant die de nieuwe kleren van de keizer durfde te betwijfelen. Of als Spinoza het gesprek te verleggen van een louter letterlijke uitleg naar de bedoeling: waar zijn we eigenlijk mee bezig? Zetten we met Paul ’t Hart de positief bestuurskundige bril op, dan ontvouwt zich in de benaderingen niet zozeer een ontwrichtende alswel een waarderende insteek van ambachtelijk handelen. Waarderend in de uitleg van appreciative inquiry, ook wel waarderend organiseren genoemd. Je gaat op zoek naar verlangens: datgene wat mensen willen, maar vaak nog niet onder woorden kunnen brengen. Omdat woorden tekortschieten, en we eerst de verwarring of twijfel toe moeten laten om even onthecht en oorspronkelijk naar een vraagstuk te kijken. In diverse publicaties noemt de Duitse filosoof Hartmut Rosa dat ‘resoneren’: zorgen dat weerklinkt wat er echt toe doet. Daarbij geeft hij een interessante, praktische hint: alle zintuigen doen mee. Oftewel, wie echt luistert is er niet alleen met het hoofd bij, maar ook met hart, buik en wat ook maar helpt om contact te maken.

‘Resoneren: zorgen dat weerklinkt wat er echt toe doet’
‘Werk aan ongeveer- kracht en verplaatsings­kunde’

Meer met ongeveer Weer zie ik mij in juli 2010 als verse communicatieadviseur het stadhuis aan de Rotterdamse Coolsingel betreden. Na enkele jaren bij het ministerie van Algemene Zaken wilde ik de overheid in de lokale praktijk voelen. Een van de opgaven was een forse personeelsreductie: van 12.500 medewerkers moesten er 2.500 verdwijnen. Ik zie weer hoe de wethouder en de gemeentesecretaris zochten naar passende taal. Louter tamboereren op de aanleiding – financiële tekorten na de financiële crisis en de verkoop van het havenbedrijf. Of gedroomde uitkomsten: efficiënter werken en betere dienstverlening – hielp niet om het aanzwellende ongemak onder de medewerkers op te vangen. We hebben iets nodig, luidde de vraag, dat helpt om te snappen wat er echt leeft, welke scenario’s opkomen, waar we op moeten aansluiten. Richt een Tijdelijke Directie Luisteren op, stelde ik voor, indachtig ervaringen bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Een groep jonge mensen kreeg een vrijbrief om overal in en uit te lopen en legde een waaier aan vindingrijke oplossingen op tafel. Zo kwam onder meer naar voren dat vooral middenmanagers met de handen in het haar zaten: ze konden onvoldoende het ongemak van de werkvloer naar de leiding brengen. En omgekeerd: het lukte niet of nauwelijks om de kernboodschappen van het management te laten landen. ‘Leiderschap in spagaat’ doopten we de eerste hulp bij omarming van de onmogelijke opgave. Om vervolgens te zien hoe professionals altijd oplossingen vinden. ‘De versterkers’ doopten de groep gelegitimeerde infiltranten zichzelf, want de naam vonden ze eigenlijk maar oubollig. Later zou ik snappen waarom ze in Rotterdam wel weg weten met dit soort interventies. ‘Elke keer terug naar de werkvloer,’ verordonneerde korpschef Henk van Essen zijn dienders en vooral ook zichzelf. Aan hem ontleen ik het adagium dat hij als een paukenslag toevoegde aan het populaire mantra ‘meten is weten en weten is voorspellen’. Dat adagium is: doe meer met ongeveer. ‘Ongeveer’ vraagt vaak wel een helpend handje en wortelt in de bereidheid om een risico te nemen. Ook wel bekend als vertrouwen. De luisterdirectie kwam bij VWS overigens uit de koker van de in april dit jaar overleden voormalige communicatiedirecteur Cor Groeneweg. Hij was voor zijn ambtelijke loopbaan journalist bij de NOS en de Volkskrant. Ik zie zijn guitige blik weer. Dan moest hij een expert interviewen over een belangrijk rapport zonder dat hij zich het geschrift eigen kon maken. Drie vragen had hij standaard paraat. De eerste vraag luidde: ‘Professor, waarom dit rapport?’ En de derde: ‘Hoe ziet het vervolg eruit?’ Het echte gesprek ontstond meestal door de tweede vraag: ‘Maar professor, is het niet precies omgekeerd?’ Hopelijk leest deze uiteenzetting niet als een uitnodiging om je ergens met een jantje-van-leiden van af te maken. Wel als een oproep om serieus werk te – blijven - maken van ongeveerkracht en verplaatsingskunde. Ook handig voor introductieprogramma’s van ambtenaren en nieuwe bewindslieden. In het verse boek Overheidscommunicatie voor professionals halen Corine Hoppenbrouwers en ik op meer plekken de kunst naar voren van het stellen van vragen, die de plek der moeite niet uit de weg gaan. Zo houden we elkaar scherp en brengen we publieke werken op een nog hoger plan.

Hoppenbrouwers, C., & Rijnja, G. (2025). Overheidscommunicatie voor professionals. Amsterdam: Boom Bestuurskunde.

Meer weten over dit onderwerp? Klik hier

Guido Rijnja was adviseur communicatie­beleid bij de Rijks­voorlichtings­­dienst tot hij in de zomer van 2025 met pensioen ging.

Deel dit artikel